l A fdeel.doc^ de re§cer lag haare geheele langte hooger,
XIII. dan de flinker. Men vindt in dezelven fomtyds
•tuk°FI> dikke Wormen, die bloedrood zyn , welke de
geheele zelfftandigheid van de Nieruiteeten, zo
dat ’er niets dan de buitenfte Rok overblyft. De
Long was in vier Lobben verdeeld, het Hart in
’t midden van de Borft geplaatfl:, met de punt
agterwaards. De Herfehen woogen drie Oneen
min een Drachme en het Agterbrein drie
Drachmen,
De elen Thans zullen wy nog de deelen der Voorttee-
der Voort-ling in dit Dier befchouwen. Doktor T yson
tceliDg. hggft; aangemerkt, dat de Mannetjes Dieren, die
Zaadblaasjes hebben, de Paaring fchielyk yolbren-;
gen, doch de Hond niet met £aadblaasjes voor-,
zien zynde, zegt hy , fchynt de Natuur, die ’t
wederzyds vermaak in de Paaring begunftigt,
tot dien einde by den Wortel van het Teellid
een taamelyk groot Lighaam geplaatfl; te heb-
ben, beftaande uit verfcheide Celletjes en een
menigte van kleine Vaten , 5t welk ten tyde
van de Paaring zig uitzet, zodanig, dat het
Teellid daar door belet wordt uit te glippen,
tot zo lang, dat dit Lighaam, na de uidoozing
van het Zaad, verflapt. Hier mede zal hy de
Voorftaanders o f Voorflaande Klier bedoelen,
die in den Hond veel grooter is dan in andere
Dieren. Voorts heeft dezelve in het Teellid,
o f in de Schaft, een Been, gelyk de W o lf,
V o s , en eenige andere Viervoetige Pieren. Dit
Been legt, van agteren, tuflehen detweeSpongieufe
Lighaamen; yoorwaards ftrekt het zig I. Afdeel»
piet uit tot aan het Hoofdje van de Schaft, XIII.
dat twee Knobbels maakt, die dezelve zig alssx^ FQ*
met Knoopen doen vertoonen. De zwelling van
den agterften van deeze Knobbels, daar de
Voorhuid aan gehegt is , wordt thans, met meer
waarfchynlykheid, gehouden voor de oorzaak
van die vaftkleeving. Voor’t overige is de Hond,
uitwendig, met twee Ballen voorzien, die in een
Zakje zyn beflooten, doch men vindtze in zeer
jonge Honden niet zigtbaar.
Men heeft weleer getwyfeld o f de T e e f een
Kittelaar had, doch zeker deel, dat in het voor-
fte van den hals des Lyfmoeders, gelyk een Slakkenhoofd,
met twee Hoornen uitpuilt, zal buiten
twyfel daar voor te houden zyn. De Lyf-
moeder is , . gelyk die van de Koeijen, Schaa*
pen, Geiten en Meniën, verdeeld in twee A r men
, die tot aan de Nieren reiken; maar de
Vliezen, welke de Vrugt omkleeden, verfchil-
len zeer veel. Het Vat- en Lamvlies hebben
geen veiianging in de gedaante van Hoornen;
maar het Pisvlies gelykt, in gedaante, zeer veel
naar dat der herkaauwende Dieren en van de
Zeug. Ieder Vrugt heeft haare drie Vliezen,
waar in zy is beflooten, én een eigen Moer-
koek, die het Vatvlies, zynde het buitenfte
derzelven, als een breede Gordel in ’t midden
omvangt. Ook vondt de Heer D aubenton,
toen hy de Hoornen van de Lyfmoeder opende,
op derzelver binnenfte Oppervlakte dwarfe
i. deel. n siuk. Ban