2 0 5 B è s c ö r y -v ï n g
L A fmel.ren zién léggen; Ook merkt hy aan, dat hét
XX. Hart geen Hartzakje heeft , dat van het Mid-
IIoofd- dclichot van de Borft afgefcheiden zy.
liet Oog inwendige gefteldheid van den Oogbol,
6 in. den Egel, is zeer zeldzaam. Men vondt,
naamelyk, van de drieVogten, die.inde Men-
Fchen en de meefte NViervoetige Dieren z yn ,
alleenlyk het Kryftallyn, zonder eenig blykvan
’t Waterige o f Glasagtige Vogt. Het Netvlies
raakte onmiddelyk aan het Kryftallyn , en was
’er als aangeplakt op den bodem van het Oog,
gelyk het Hoornvlies hetzelve bedekte en daar
aan raakte van vooren. Het Druivenvlies was
óveral zwart, zonder Netswys - G eweefzel; en
maakte ook geen plooy van vooren, om den
Regenboog te formeeren: zodanig dat het Oog,
wanneer de Oogleden open ftonden, niets dan
zwart vertoonde. De middellyn van den Oogbol
was maar tweeLiniën of een zesde Duims,
en hadt een Oogluikend Vlies. De Neusgaten
zyn ,“ aan den ukwendigen Rand, met een Vlies-
agtig Vleezig Byhangzel, dat gekruld is , Voorzien.
Siberifche De Héér Brisson geeft' vier Soorten van E-.
en Ameri-gcjs 0p| waar van de eerfte onze inlandfche is,
kaanfche ^oöj. geheel Europa gemeen; de tweede een Sr-
berifcbe Egel, door Seba afgebeeld en befchree-
Ven (* ) , die korte platte Ooren heeft en de Stekels
(O Erinaceus Sibericus. Seb- Vol.-I. p. 79*
Tab'. X yX , _ Het Mannetje Fig- 5. en het Wyfje
4 > .................
v A R d e E g u e s .
kels o f Pennen donker rood, met de toppen I. Apoeei*
of punten Goudgeel, ja als verguld, op de Rug ; XX.
aan den Buik alleen met Wollig Hair, d a t o o k ^ o - ■
een Goudgeelen glans heeft, bekleed. De derde,
dien hy Egel met hangende Ooten noemt,
is het Malakfe Stekelvarken, waar van ik naderhand
zal fpreeken. De vierde, eindelyk,
de Ametikaanfche witte Egel van Seba , daar ik
voorheen reeds melding van heb gemaakt, en
dien hy noemt Egel zonder Oor en, om dat de
Ooren uitwendig naauwlyks zigtbaar zyn ( ‘fO-
Deeze was te vooren, door den Heer L inn-eus,
onder den naam van Erinaceus Jubauriculatus,
voorgefteld geweeft.
De Ouden plagten zig van de Huid der Ege- Gebruik,
len als tot Borftels te bedienen , om de Klee-
deren fchoon te maaken. Het Vleefch van
deeze Beeften wordt aangemerkt floppende en
Aardagtig te zyn , en moeielyk verteerbaar ,
geevend© ook zeer weinig Voedzel. In de In-
diën egter, daar de Egels blank zyn van Vleefch,
wordt hetzelve van de Indiaanen veel gegeten,
die dit Vleefch zo fmaakelyk .agten als gemefte
Hoenderen. Dewyl zy van Mieren Eijeren ,
Kruiden en Wortelen, leeven, zo eeten de
Spanjaarden ze in de Vaften.
Het ontbreekt ons-niet aan Autheuren , dieiti de Ge-
zonderlinge Eigenfchappen, in de Geneeskun-"^skun'
de,
( f ) Erinaceus Americanus albus. Seb. Vol. I. p.
78. Tab. XL-IX. Fig. 3.
I DKEl, II STUItr 1 5