f. Afdeel.
XtV.
Hoofdstuk.
En altyd op de
Pooten
Tallen.
onwaarfchynlyk , dat ’er binnen haare Oogen,
en wel in het met .Vaatjes doorweven Vlies-,
dat het Glasagtig Vogt omkle.edt, zekere Eigen*
ichap z y , bekwaam om Elektrikaal Licht voort
te brengen ; waar van men in het wryven on*
zer Oogen, wanneer die geheel geflooten zyn,
ook eenig blyk befpeurt. Immers het glinfteren
van de Oogen deezer Dieren, in de duifternis,
valt anders niet:gemakkelyk te verklaaren.
: Men vraagt ook , waaróm de Katten en andere
Haar be*
haagenin
Dieren van dit Geflagt,: in ’tvallen, altyd
.neerkomen op de Pooten, zelfs fchoon zy in ’t
eerft den Kop om laag hadden? ’t Is zeker, dat
zy z ig , eigentlyk gefprbken , in de Lugt niet
kunnen omkeeren , zonder eênig Steunpunt :
maar de vreeze, waar in zy zig bevinden, doet
hun de Ruggegraat krom buigen, waar door de
Ingewanden opwaards geperft worden, en , dat
z y tevens den Kop én Voorpooten uit (trekken
naar dé plaats van waar zy zyn afgevallen, als om
die weder te vinden, doetdeeze deden de wer*
king van een Hefboom maaken op het Zwaar-
te-Punt des Lighaams; zo dat zy een hal ven
draay doen in de L u g t, gelyk de Heer Parent
betoogd heeft.' De allerfynfte kennis der Werktuigkunde,
zegt die Akademift , zou in zulk
een Geval geen beter middel aan de hand kunnen
geeven, dan ’t gene de Natuur, uit een
louter Hartstogtelyke drift, in deezen doet gebeuren.
, !
De Katten haaten de morfigheid, en maaken
zig
Jtig de Pooten'niet gaarn nat. Z y bedekken avUeew
haare Vuiligheid zorgvuldig ën likken zig ge- XIV.
duurig het L y f , de Pooten en Staart, methaa-^oFD.
fë rüuwe (tekelige Tong. Het Huik, daar zy
in opgevoëd zyn , willen zy met gaarn verlaa-Dingetu
ten, en keerèn, indien zy niet zeer ver gebragt
èyn, dikwils daar heen te rug. Het is haar
aangenaam van den Menfch te worden geftroökt,
geftreeld en gevleid; en dan maaken zy een
zagt geluid, dat men by ’t fnorren van eert
Spinnewiel vergelykt. Het maauwen is haar irt
>t byzonder eigdn. Behalven de Rotten en Muizen
, die haare lekkerfte Spyze fchynen te zyn,
houden zy veel van Vifch, Spek en Vleefch,
voornaamelyk van Gevogelte* Z y zoeken eri
Verkiezen altyd een zagte Legerftee. De reuk
van den Wortel der Valeriam, zo de wilde alk
de Tuinplant, dóch vooral die 'van ’t Mdrim
Syriacum en van de Nepeta, Welke om die rederi
Kattekruid genoemd wordt, beminnen zy zodanig
, dat zy door wfyven en ftryken die Kruiden,
indiert men ze niet zorgvuldig befchut,
in ’t kort vernielen, maakende veelerldy grappige
Poftuurcn, die tot een blyk (trekken van
het groot vermaak, dat zy daar in fcheppen.
Men kan ze ook niet by de Lyken van Menfchen
betrouwen ,• dëWyl zy die fomtyds befchadigen.
De Heer G ranger, Korrespondent der Aka- in dety-
demie van Parys, fchreef aan wyien den Heer ftjeufeheib
Reaumür een zeldzaam Voorval, daar toe be-
trekkelyk , ’t welk , kort na zyne aankomfte,
I, D eel. I I Stuk, I 3 t ë