I. Afdeel, de, onzen , op den Kop donkerbruin , op de Rug
XVI'. jood, en onder aan den Buik g e e l; . tot deeze
Hoofd- >zeifde Sport, dewyl de Staart ook. in een zwar-
STUK., "
te punt uitloopt.
De'Hèr- De Herrnelyn o f Hermyn-Wezel is wat groome!
yn' tpr dan het gemeene Wezeltje, en verfchilt van
*1 zelve inzonderheid door de kleur van zynp
Vagt, die egter niet volkomen wit is, maar meer
p f min geelagtig j op fommige plaatfen. lp de
.Zomer zelfs is, hy, op de Rug ros of roodagtig.
^Sommigen willen, dat hy dien naam heeft, om
.dat ’er in Armenie veel van zouden zyn.. ’t Is
.zeker , dat men ze in. Vrankryk,,. Holland en
Dukfchland, zelden vindt, doch in de Noorde-
.. . lyke Landen, inzonderheid in Lapland en in Sib
e r ië , zyn zy menigvuldig. Olaus Magisus
jchryft, dat bet Woud Lmzerucca, de lapgte
.hebbende van, tagtig Mylen, vol is van zulke
witte Diertjes. In Noorwegen wordt de Her-
.melyn Lekat o f ook Rotskcit genoemd , om dat
h y zyne verblyfplaats gaarne neemt in Steenag-
tige holen.
Eigen- $ Dit Dier muifl zo fterk als een K a t, en het
fchappen. Beeft de gewoonte, van ’t gene, dat het vindt,
weg te ileepen, inzonderheid Eijeren, die des*
zelfs gjootfte lekkerny zyn. Om die reden gaat
het zelfs, aan den Oever der Z e e , by ftil Weef,
naar de Eilandjes zwemmen, alwaar een menig*
te Eijeren van Watervogelen te vinden zyn.
Hoe klein ook zynde , fchroomt het n ie t, de
grootfte Dieren aan te tallen, inzonderheid den
, j EJant
ElantendenBeer, die het op de volgende w y ze i. afdèeu
fomtyds om ’c leven brengt. Terwyl deéze XVI.
Dieren {kapen, fpringt de Hermelyn hun in ’t
Oor , en byt zig daar in , met zyne fcherpc Heni;c^„t
Tandjes, zo vaft , dat het ’er niet afvalt nog
afgefchud kan worden, fchoon het groote Dief
nog zo vinnig aan ’t loopen en tieren gaat; zo
dat het eindelyk , geheel afgemat , van eenè
Rots te pletteren ftort o f op eepige andere wyzc'
fneuvélt. Even zo gaat öck de Hermelyn
fomtyds op een flaapende Arend o f anderen
Vogel zitten, die met denzelven Opvliegt en zó
lang gebeten wordt, tot dat hy eindelyk, door
verlies van kragtën en Bloed, tèr aarde valt.
De Ouden hebben de zindelykheid van het
Hermelyntje zeer'geroemd ,- willende, dat het
eer door Vuur zou gaan dan door Drek o f andere
Vuiligheid, om zyn fchoone Vagt niet te
bezoedelen, Schielyk verfchrikkend? door een
fterk Gefchreeuw o f zwaar Geluid , blyft het
ftil ftaan en wordt door Trekkingen o f Stuipen
bevangen, 20 dat het den Jaager niet ontkomen
kan. Anderszins wordt het met platte Pylen
gefchooten, o f in Vallen gevangen, o f ook tus-
fchena twee; Steenen, waar van men den eenen
met eep klein Houtje zo opzet, dat hy onmid-
delyk nedervalt, wanneer het aan een Touwtje
gebonden Lokaas aangeroerd wordt , en dus
moet de Hermelyn door de zwaare drukking
fterven. Het flinke niet minder dan de Marter
, vQornaamelyk in den. Speelryd o f als het
1 . D eel. XI Stuk, O 2 j k -