504 D e I n k h o o r n e n .
I. Afdeel. ëraauvv of rosagtig, van onderen bleek en,wit*J
XXIX. Staart graauw. De Huid der Zy,den, die
Hoofd- aan de. Voor- en Agterpooten in de langte isge-
hegt, kan als een Vlies worden uitgefpamen,
en door middel van'dezelve kan hy wel twintig
Roeden ver vliegen of liever fpringen; wanthy
is niet in Raat om zig op te heffen gelyk de
Vogelen of waterpas te vliegen als de Vleder-
muizen , maar hy gaat fchuins nederwaards.
Eigen- De Inwooners van Mohilow, in de Starofixly
fchappen. van Kriczow, berigten , dat dit Dier in holle
Eiken huisvefl: , waar in het zig een Nefl: maakt
van Mos en den gantfehen dag door flaapt,
zoekende by nagt zyn Voedzel. De Jaagers
vangen het, door een Net te fpannen voor de
Gaten en dan van onderen Vuur te maaken aan
de Stammen, welks Rook hetzelve daar uit
dryft. Men noemt het den Koning der Grauw-
werken. Het levert een fchoon Bont uit, inzonderheid
de Siberifche, welke een weinig
bleeker is. Het eet de Knoppen of toppen van
groene Berkentakken , doch fchynt geen fmaak
te hebben in Nooten en Amandelen, daar dé
andere Inkhoornen zodanig op verlekkerd zyn.
De Staart legt het Ril zittende of flaapendeop
de Rug, doch in ’t fpringen of vliegen laat het
dezelve zakken, cnbeweegtze, als een Vis-
fchen-Staart, heen en weer.