J« Afdeel.gebeeld. De Franfche Akademilten merken
XII. aan ( * ) , dat hetzelve meer overeenkomt met
stük° F°* de Pboca ^er Ouden, dan met de Zee-Koe der
Weltindiën , en inderdaad zyne Tanden, die
feherp als Wolfstanden waren, zonderen het
genoegzaam daar van af. De Kop is ook zo
digt niet tegen de Schouderen aan > en de Hals
veel kennelyker, dan in de Afbeeldingen, die
men yan de Zee-Koe heeft, De langte was
maar agt-en-twintig Duimen, van den Muil af
tot aan het end der Agterpooten , die tegen
elkander waren aangevoegd , met een kort
Staartje, ’t welk Aristqïeles reeds by een
Herte* Staartje vergeleeken heeft, tulfchen beiden.
De Voorpooten waren kort, en met het
Been des Opper- en Onder-Arms beflooten onder
de Huid, die de Borft bedekte, en dus digt
tegen ’t L y f aangeyoegd, doch met Nagelen
voorzien. Op zyne harde dikke Huid hadt
het kort Hair, tulfchen grys en vaal, een weinig
bleeker aan den Buik, op de Rug met bruin-
roode Vlakken van grootte als een Nagel. De
Kop was dik en groot naar ’t L y f , meteen
breeden Muil en diep llaande groote Oogen j
de Oorgaten klein. Aan den Bek hadt het lan?
ge Borftels o f Knevels, niet golfswyze bogtig,
maar golfswyze uitgerand, gelyk de Afbeelding
, by Létter A , aanwyft.
Inwendi- In de Maag, die langwerpig was, van ge-
ge deden. daan*
( f) Ouvrages adoptéz, Tom. I. p. ipi.
daante als een Darm, yondt mep een Kluwen i, Afdeel,
yan Zee-Wier, ter grootte van een Noot, die
den bovenden Mond verdopte. Haar binnen-STuk.
de Rok was geplooid en maakte overlangs ver-
fcheide Rimpels, die in het bovepde gedeelte
Golfswyze, doch in ’t onderfte regt liepen,
even gelyk in de laatde Maag der herkaauwen-
de Dieren, De Lever hadt zes Lobben, twee
groote naar onderen en naaragteren, twee kleine
yoorwaards en naar boven. Aan dit Ingewand
was een Galblaas, De Nieren geleeken
veel naar Kalfsnieren, zynde niet, gelyk die
der Beeren, uit verlcheide kleine Nieren famen-
gedeld , en alleenlyk met ondiepe groefjes
yerdeeld £ doch menigyuldiger dan de Kalfsnïe-
ren; zo dat de Nier uit veele famengevoegde
Klieren fcheen te bedaan. Ook vondt men 9
behalve het groote Bekken in de holte der
Nier, nog veele kleine, door derzelver zelfs*
dandigheid yerfpreid. De Long hadt maar ééne
L o b , ter wederzyde. Het Hart was rond en
plat, met groote Holligheden en zeer kleine
(Doren. Men vondt in de Hol-Ader een derge-
lyke Opening, als in de Menfchelyke Vrugt .,
het Ovaale Gat genoemd wordt, dienende om
het Bloed uit dezelve onmiddelyk over te brengen
in de Slinker Holligheid en . dus in de Groote
Slagader, zonder te palfeeren door.de Long.
Dit Geitel heeft het Zee-Kalf ten uiterflen noo-
dig, om den Omloop des Bloeds aan den gang
I. Deei. II Stuk. ^ - te