I- Afdeel,G ramfchap, wanneer hy vertoornd is, zig dui-
XIV. delyk openbaart; zyne Gang, die zekere Def-
Hoofd- tighcid fchynt uit te drukken ; zyne brullende
’ Stem, die de Wouden doet dreunen en de Me,n-
Leeuw. , n
fchen niet alleen, maar alle Dieren, een bylteren
fchrik aanjaagt; doch wel inzonderheid z y ne
Kragt en Moedigheid , hebben aanleiding
daar toe kunnen geeven: te meer, dewyl men
in zyn Gedrag iets meende te ontdekken, ’t
welk zweemde naar een -Vorftelyke Houding.
Onvert- De ftoutheid , van dit fchrikkelyk D ie r , is
xaag heid. wereidkundig. Zyne onvertzaagheid is zo groot,
dat hy nooit voor zyne Vyanden , ’t zy Men-
fchen o f Beeften, hoe fterk ook in getal en hoe
gewapend, de vlugt neemt, wykende alleenlyk
agterwaards , zonder de hielen te laaten zien.
Aan den anderen kant, vermydt hy voorzigtig-
lyk het gevaar dat hem dreigt, ’t Gebeurde
eens te Florence , dat zeker Heer een Muil-
Ezel had, die geheel boosaartig en onbeftuur-
zaam was , zo dat men ’er geen dienft ter wereld
van trekken kon. Om die reden befloot hy
dit Beeft aan de woede der Wilde Dieren , in dé
Diergaarde van den Groot Hertog, op te offeren.
Een Leeuw, derhalve, werdt uitgelaten,
op wiens gezigt de Muil-Ezel in een hoek van ’t
Perk de wyk nam, alwaar hy niet dan van éé-
nen kant kon aangetaft worden , zettende zig,
met den Kop over zyde en het Gat naar den
Leeuw toe , in poftuur. De Koning der Dieren,
even o f hy de moeielykheicj van den Aanval
val kende, tradt langzaam toe , e n , terwyl hy i.Afdeel.'
den Muil-Ezel van agteren naderde , floeg de, x iv .
zelve agter uit en gaf den Leeuw zulk een ge, Hoofd-
weldige Schop -tegen zynen M u il, dat hem ^ 'uw
verfcheide Tanden braken $ waar van men de
ftukken in de Lugt zag vliegen. Hier op week
de Leeuw te rug, tot in zyn Hok, laatende den
Muil-Ezel , tot groote verwondering der Aan,
fchouweren, van ’t Slagveldmeefter.
Van de Edelmoedigheid van dit Dier zyn me- Edelmoe-
nigvuldige Voorbeelden. Pater L ab at verhaalt digheid.
’er twee , die hem door verfcheide Getuigen
beveiligd waren. Een Jakobyner Geeftelyke,
genaamd Joseph Colombet , zig in Slaaverny
te Mequinez bevindende, nam met een van zy,
ne medgezellen het belluit, om zig door de
vlugt vry te maaken: hopende, dewyl zy .het
Land genoegzaam kenden, de Veiling Larathe,
die aan de Portugeezen behoort op de Barbary-
fche Kuil, te bereiken. Z y vonden middel om
te ontfnappen, en, niet reizende dan by nagt,
gingen zy over dag ruften in de Boffchen , be,
dekkende zig met Bladeren en Ruigte, tegen ’t
branden van de Zon. Na twee dagen Reizens
kwamen zy aan een Meir , zynde het eenigfte
Water, dat zy federt hun Vertrek gezien had,
den, en ’t eerfte Voorwerp, dat hunne Oógeri
trof, was een Leeuw, die zig zeer digt by hun
bevondt, fchynende den Oever te bewaaren van
het Meir. Een oogenblik beraads in een ge,
vaar, dat zo dringend was, deedt hun de party
- IDeei. II. Stuk. G 2 kig.