1« Afdeel. uit de Vaten liep, koud, Wateragtig en bleek
XX. was, zynde ook de Ingewanden koud, zo wel
«Tu °FB als ’t Hart, dat drie Uuren lang bleef kloppen,
toen de Borft geopend ware , niettegenftaande
de aanraaking van de uitvyendige Lugt.
Voort- £ Do Autheuren verhaalen w e l , dat de Egels
teeling. elkander om-arraen en Buik tegen Buik paaren;
doch zy berigten ons niét, hoe veel Dagen o f
Maanden het Wyfje draage , noch hoe veel
Jongen zy ter wereld brenge in ieder Dragt.
Sommigen hebben beweerd, dat hetzelve, ter
voller Dragt zynde gekomen, uit lchrik. voor de
Stekels, waarmede de Vrugt bezet was, niet
baarde , en dat dit haar duur kwam te ftaan,
alzo de Vrugt langs hoe harder en ftekeliger
„yvierdt. Dit heeft een Spreekwoord ter baan
gebragc(*), ’t welk men toepaft op de genen, die
een Zaak, wegens befchroomdheid, uitftellen
tot hunne Schade. Niettemin is ’t zeer onwaar-
fchynlyk , dat dit het Geval met de Egels z y ;
.dewyl men thans verzekerd is , dat de Pennen der
Jongen, eer die ter wereld komen, veelte zagt
zyn om de Moer te kunnen befchadigen.
Sommige Schryvers willen dat ’er kleine en
groote Egels zyn , leidende dit onderfcheid a f,
’t zy van de grootte van dit Beeft o f van de
langte zyner Pennen. Ook weet men, dat ’er van
Egels met een Varkens-Snoet en met een Hon-
den-Snoet, als van byzondere Dieren , gefproken
(*) Echinus parfum dijfert.
V A N D E E G E L E N. 293
ken wordt. Rajus z e g t , dat men in Engeland l. Afdeel
niet vindt dan de laatfte Soort, en tw y fe lt, of
de andere wel ergens zy : nogthans houden vee- STÜ[i<
len die met den Varkens-Snoet voor de gemeende
, en de eenigfte, die bekwaam is om te
worden gegeten; doch ’t vetfehil tuffehen die
beide figuuren van Snoet is zo groot niet, dat
men niet vermoeden-kan, o f de een heeft den
Snoet, van een zelfde Beeft by dien van een
Varken, de ander by dien van een Hond, kunnen
vergelyken.
De Heer Brisson geeft ons de volgende Be- Lighaams
fchryving van de Lighaamsgeftalte van den ge-geftake.
meenen o f Europeaanfche Egel. De langte ,
zegt h y , was , van het uiterfte van den Snoet
tot aan het begin van de Staart , negen Duimen;
die van den Kop;, van de Neusgaten tot
aan het Agterhoofd, twee en een half Duffn;
van de Staart een Duim. Het Beeft heeft
kleine uitpuilende Oogen ; de Ooren rond,
breed en overend ftaande ; de Neusgaten getand
als de Kam van een Haan. Aan ieder Poot heeft
de Egel v y f Tooncn , met Nagelen gewapend,
zynde de Duim korter dan de andere Vingers.-
Het bovenfte deel van ’t L y f , de top van ’t
Hoofd , naamelyk , de Rug en Zyden, vindt
men bezet met puntige Stekels, die fcherp zyn
en fty f, uit bruin en wit gemengeld; de groot-
ften omtrent anderhalf Duim lang : doch de
Kop , uitgenomen de top alleen , de Keel ,-
Buik, Pooten en Staart , Js bekleed met bruin
JpEBl. II St«K, T 3 of