Afdeel.
* v i l ,
B O O F D -
§TUK.
ik«»
¥erfcheidenheden.
vaarlyk, ja , zo fomtnigen willen, ongeneeslyk,
gen kleine Slag met een Stok, egter, op d<?
Neus, brengtze de dood aap.
W y wyzen tot het Werk yap diep zelfdep
Schryver, zodanige Leezcrs, die begeerig zyn
te weeten , hoe men de Daden met Dashondjes
yangt, welke daar van hunnen paarn hebben,
p i t js pen Jagt, djp een’g vermaak kan geeven ;
hoewel de hedepdaagfche Jonkers daar ipede
weinig op hebben , laatende zplks gewillig aap
de Boeren over. Men kan ze pok piet Vallep
pf pret toehaaiende Strikken vangen, o f pit dep
Gropd graaven, en in dit geval wordt de
pjaats, daar hun Neft of Ruftplaats i s , in hcf
p o l , de Ketel genoemd, p e Jaagers neemep
\yaar, dat deeze Dieren hunne Vuiligheid, b y ,
na op gelyke manier al?, de Katoen, bedekken,
door de Aarde met hpnnp Voorpooten by een &
fchraapcn. Z y voegen ’er b y , dat het Wyfje
ongevaar drie Maanden draagt, en in t yqqrT
ftp van den Winter drie of vier Jongen ter
Werpld brengt, Men verhaalt, dat de Vollen
zjg dikwils meefter rpaaken van een Daffen-
J-Jol, door alleenlyk hetzelve met hunnen Drek,
die zeer ftinkt, te bezoedelen.
P e meefte hedenciaagfchen ppderfqheiden twee
Sporten vap Daden, yvaar vgn de eene door den
Snoet paar een Hond» de andere naar een Varken
zweemt, De gepielde Autheur fielt zelfs
een weezentlyk verfchil tuffehen die beiden, zo.
m de geagrtheid pis in de kleur vap ’ t Hair d^ezer
zQr Dieren. Aedrpvandus heeft Afbeeldingen J. Afdeel,
uitgegeven van die twee zogenaamde Soorten. XVII.
Indien zy ’er, inderdaad, beiden gevonden wer-^®0*0’
den, zou ten minftedie niet een Varkens-Snoet D
veel zeldzaamer dan de andere zyn; en ’t is ze ker
, dat vermaarde Dierbefchryvers die Soort
vooreen Verdigtzel houden', terwyl dé andere
zeer gemeen is : doch miflehien zal de Coati,
daar ik ftraks van fpreeken za l, voor den Zwyn-
Das te houden zyn.
Jn den eerden opflag gelykt de Das veel naar Lighnams-
een klein Beertje. Z yn ’L y f is kort in een ge- Se^alte’
drongen, hebbende de langte van omtrent anderhalf
MIe o f drie Voeten, van 't uiterfte van
den Snoet tot aan ’t pnd van de Staart; de zwaarte
van agt-en-twintig Pond. De Rug is zeer
breed, vooral het G a t; de Hals zeer kort; het
Hair hard in ’t aanraaken en lang, gelykende
eenigermaate naar Varkens-Bprftels, en van
kjeur op de Rug gry s, van onderen bruin, tegen
den aart van de meefte andere Dieren; waar
hpt van daan komt, dat men aan den Das den
naani Van Grylaait heeft gegeven. "De Kop
komt zeer naby, in gedaante, aan dien van een
V o s , alzo dezelve zig bvna driehoekig vertoont,
loopende aan den Snoet puntig uit. De
Wangen zyn als opgeblazen, door de dikte der
Kaakfpieren, die den Das zo fterk van Gebit
maakt. Over den Kop loopen Streepen, beurt-
lings zwart en wit. De Oogen zyn , naar evenredigheid
yan ’t Lighaam, klein; de Ooren kort
J. D e e i. II Stuk. P J . e p