I. Afdeel, den voorgezet. Als de Keizer van China een
XVII. heerlyk Gaftmaal wil aanregten , laat hy vee
H oofd- Mylen ver jn Tartarie jaagen , om Beeren te
ST™* bekomen, zonder welker Vleefch het voornaam-
eCr‘ 11c en lekkerfte Geregt daar aan ontbreeken
zoude. Het Vet zelf is in de Geneeskunde een
kragtig Middel , tot het verdryven der Jigtighe-
den, als ook om Kliergezwellen te doen ver-
{laan, en zeere Beeneh te doen toeloopen. De
G a l, inwendig gebruikt zynde, wordt dienftig
geagt tegen de Vallende Ziekte , Aamborftig-
heid en Geelzugt. Men bedient ’er zig uitwendig
van, z e g tScroderus, voor vuile loopende
Zweeren, voor de Kiespyn , de zwakheid van
•*t Gezigt en meer dergelyke Kwaaien.
DeVagt. De Huid zou, volgens Schwenckfeld, nuttig
zyn voor de genen , die van een dollen
Hond gebeten zyn , wanneer zy daar op gaan
'flaapen. ’t Is zeker, dat dezelve een zeer goed
en fraay Dekkleed uitlevert, ’t welk van de Reizigers
, in de Noordfche Landen , zo op Rytui-
gen als in Sleeden , tot befchutting tegen de
Winterkoude wordt gebruikt. Deeze Vagten
zyn zeer groot, de meefte, die men uit Lithau-
wen naar Dantzig brengt, hebben de langte yan
agt Voeten. Van de Huiden der kleine zwarte
Beeren worden Moffen gemaakt. Z y zyn aap
de Rug zeer dik, dun aan den Buik en taame-
lyk zagt van Hair.
(2) Beer
I. AfdeeLï (2) Beer met een lange Staart, bet Ligbaam Roejl-
kleurig, de Stioet bruin , bet Voorhoofd met Hoofd-
een witagtige Streep, overlangs, op zyde. £TÜ *
Dit Beertje, dat aan deHudfons-Baayzigont- Luscus.
, . . . . . , , . Wolfbeer.
houdt, is maar weinig grooter dan de gemeene
W o lf, hebbende in ’t aanzien iets van den Beer
en van den Vos. De Oogen zyn klein en
zwart; de Ooren kort en rond ; de Staart van
middelmaatige langte en zig dunner vertoonen-
de aan haar begin dan aan het end, daar zy met
lang Hair bezet is. De Snoet en de vier Pooien
zyn zwart; het voorde van den Kop witag-
tïg, de Keel gantfch w it, al het overige van ’c
Lighaam Kaftanie-bruin,doch donkerer opde Rug
dan elders. Het houdt den Kop zeer laag en zet de
Rug, opwaards, rond u it; doch niettemin komt
de Buik byna aan den Grond, dewyl het in ’t
gaan de Voorpooten krom buigt. In de Be-
fchryving der Reize naar de Hudfons-Baay»
wordt een goede Afbeelding daar van gevonden.
Men verhaalt, dat het een Geluid maakt, ge- Eigen-
lyk dat van een Hond , die verkoud is. Men flappen,
heeft ’er groote en kleine: het Hair is. lang, en
zagt als Wol. Z y zwemmen en dompelen zig
lang agtereen in ’t Water. Die aan de Kuft
huishouden geneeren zig voornaamelyk met
Krengen vanWalvilfchen; die Landwaards in woonen,
(2) UrfulusLupo affinis, Americanus. Edw. A v.
I. p. 103. Tab. 103.
P 2