welke L innjEus als een Kenmerk opgeeft, VI.
en waar tusfchen de Vinswys’ verdeelde Pa- ^ x v il*
den zyn, Van onderen zyn deeze Stukken Hoofd-*
fomtyds plat, fomtyds hól, en fomtyds heb*sxüK.
benzè als een klein Steeltje; doch zyn altoos
van onderen effen, zegt onze Ridder, niet
ruuw gelyk de voorgaande. In de aangehaalde
Afbeeldingen van S e ba , op Plaat C X I l,
vindt men eenige Verftheidenheden van die
Zee-Gewas, meest regelmaatig verdeeld ;
hoedanig een ik ’ er heb, dat wel een groote
Zee - Pisfebed gelykt. Hetzelve heeft de
Grondvlakte volmaakt ovaal en vlak, ruim
drie Duimen lang en omtrent twee Duimen
breed. De Oppervlakte h e e ft, overdwars ,
vier verheven Beddetjes o f Ribben, die in *t
midden van elkander afgefcheiden z y n , en
dus als agt ingetrokken Pooten verbeelden.
Men vindt ’er iets aan, dat naar een Kop en
Staart gelykt. Éen ander van dit flag komc
nader met de Afbeelding van S e b a ,P1. C X L ‘
f ïg . 7 , overeen.' maar een derde, die de
Geftalte van een Oor heeft, en tevens van
onderen ais Kelkswyze famengefteld is, heb ik
hier, PI. CX X V I. Fig. 5 , in Afbeelding doen
brengen. Men ziet ’er de gefteldheid van de
gedagte Knobbels; die fommigen als Vinnen
zyn , en den loop van de Plaatjes uit, die
zeer groot z y n , en waar van de Merktekenen
zig ook van onderen vertoonen, even als
in de te vooren befchreevene Zee-Kampernoelie
D.KEL, XVII. STUK.
■4|1
1HI
■