VI. De voornaamfte Waarneemers, die het Ko-
LX>Q" raa^ *n zYne W ie g , om zo te fpreeken, reeds
H oofd» befchouwd hebben, merken aan, dat de be-
stu k . ginzels van hetzelve zekere roode Spatten
De Wortel, Zyn } die Plaatswyze zig over de Lighaamen
KoJZt uicbreiden en derzelver Geftalte aanneemen*
Dus hadt M a r s i g l i ’er een Natuurlyk
Zoutvat van gezien, dat ongevaar Vier Duimen
hoog was en drie Duimen wyd. Ook
bezat hy een dergelyken Wortel, zittende op
een Steen , en tot Grondftuk dienende voor
een fchocnen Koraalboom. „ Doorgaans is dee*
„ ze Voet rond , zegt D ona t i ; maar hy
,, dient alleen tot aanhechting en niet tot voe*
„ ding van dit Zee-Gewas. Men vindt ge-
,, brok en Stukken, die, fchoon van hunnen
„ Voet federt langen tyd afgefcheiden ge-
,, weest, niet nalaaten te leeven, te groeijen
,, en voort te teelen , terwyl zy zig op den
5, bodem der Zee bevinden” .
’ t Gevoelen der Ouden, dat de zelf Handig-/
heid van het Koraal, onder Water, week en
buigzaam zyn zoude ( * ) , wordt thans door
alle Waarneemers tegengefproken. M a r s i -
g l i bevondt het in ’c Water zo hard als
Steen te zyn. Ook zou zulks tegen de manier
van het te visfchen flryden. De Enden,
niet-
/
(*) Sic Sc Corallum, quo primiim contigit auras Tempore
dntescit mollis fiiit Herba fub Undis, O v i p . Metara*
Libr. XV*
niettemin, o f gezwollen Toppen der Takken, VI- .
zegt hy zyn week, als nog geen genoegzaam« ' lx xu
Hevigheid bekomen hebbende, door den aan- Uoofd-
voer van Steenmaakende Vogten. STUK*
Terwyl men dus in ’t algemeen erkent, d a t^ ^ f ;
het Koraal van zyn Beginzel af rood is , en De
de beroemde T o u r n e f o r t aan de Koning-Kieur,
lyke Akademie der Weetenfchappen Koraal
van allen Ouderdom vertoond beeft, van eene
byna onzigtbaare roode Stip a f , door verfchei-
de aangroeijingen en Takmaakingen heen, tot
aan de uiterfle grootte : zo fcheen het on-
twy fel baar, dat eene Bloedroode, meer o f
minder bleeke, hooge o f donkere Kleur, aan
dit Koraal eigen was. Men vondt het wel
Vleefchkleurig, doch niet geheel wit verklaard.
M a r -s i g l i z o u het dus Natuurlyk nooit gezien
hebben dan zonder Schors , en dewyl
het Bloedkoraal door Konst bleek, ja wit te
manken is, zo was ’er veel grond om te denken,
dat de een o f andere tegennatuurlyke
oirzaak reden kon gegeven hebben tot die
verbleeking. d’ A r g e n v i l l e , niettemin,
onderftelt, dat het Bloedkoraal eerst wit is',
dan graauwagtig , vervolgens géel wordt, en
verder , by verfcheide trappen , zyne hoog-
o f donker roode Kleur verkrygt. Dit wil hy
ten voornaamfte bewyzen , door een Rots,
met wit Koraal begroeid, waar op ook eeni-
ge Takjes o f jonge Scheutjes van rood Koraal
waren , en zelfs eenige Takjes van buiten