VI. (6) Pypgewas, dat de Steelen Draadagtig
LXXvV , aan ’t End met een gejireept ,
Hoofd-4 gejlraald , Kalkagtig fchildje.
STUK.
vi. De Kruidkundigen hebben zig dit Zee-
Jtcet&b1™ Gewasje onbefchroomd toege- eigend. Men
lum. vindc het by B a u h i n u s en anderen voorge-
Maat * held onder den naam van Androface, om dat
CA7XV4 de Steeltjes, met hunne Dopjes, veel naar die
der Blaadjes van het Navelkruid, dat op ’c
drooge groei t , gelyken.. Zelfs maakt ’er
T ü u r n e f o r t een byzonder Geflagt van
Planten van, onder den naam van Acetabulum
Marinum , dat is , Zee - Bekertje ; dewyl de
Dopjes , aan het end der Steeltjes, Bekerag-
tig zyn. Dus noemt hetBROwNE, in zyne
befchryving van Jamaika , Acetabulum , met
eenen enkelen Steel en eene geftreepte Kelk.
C a s A l p in u s hadt dit Gewas een Padde-
ftoel genoemd. L innjEUs hadt het eerst
onder de Madreporen, vervolgens onder de
Korallynen geplaatst, en Pallas telt het onder
(6) TubuUrU Cultnis Filiformibus, Felta terminali ftriata,
radiati, Calcarea. Syst. Nat. XII. Madrepora Acetabulum.
Syst. Nat. X. p. 793* N, 17. Settularia Caule fimplici ,
Umbraculo orbiculato, peltato» Hort. Cliff. 480. Androlaces
Petras innascens. ËAUH. Pin. 367. Herba Marina Androfa-
ces. B es’ l , Mat. T. 27. Acetabulum Marinum. T ou r»
NE F. In ft- 3$8. Callopilophorttra. D O N A T 1 Corall, 28.
T. 3. Acetabulum &c. BïOWN. Jam; 74. T. 40, f. A.
Corallina Androface. P ALL, Zoöph. 430, Zee.Navelkruid.
Lyst der Plantd. bl. S4S.
der de Koraalmosfen. Hier geeft de Ridder ' ,
’er de volgende befchryving van. LXXVI*
„ ’t Zyn Draadagtige , volmaakt enkelde , Hoofd-
,, Pypagtige Stammetjes , aan ’t End gefloo-STUK*
„ ten met eene Schyfronde, groote, eeniger-
„ maate geplooide , gerande Ster, in wier
„ Middelpunt zig eene verhevene Stip bevindt;
„ zynde de inplanting van het Stammetje, on-
„ der ’t Middelpunt, met eenen Rand omge-
„ ven” .
Dit Zee - Gewasje valt in de Middellandfche
Zee en in de Westindiën. D o n a t i , die het
in de Golf van Venetie waarnam, vondt de
Plantjes zelden meer dan anderhalf en fom-
tyds naauwlyks een half Duim hoog Hy be-
fchryft het onder een naam , die van de fraai-
je Hoedjes, welken het draagt, afkomftig
fchynt te zyn. Het wordt van hem voor een
byzonder flag van Plantje, dat zelfs Zaaddraa-
gende is, gehouden. Men vindc het, zegt h y ,
op Schaalagtige en andere Lighaavnen, die hard
zyn, gelyk Conchyliën en Steenen, gegroeid,
waar aan de Steeltjes , elk op zig zelve, geplant
zyn en aangehecht door middel van eeni-
ge platagtige getande Deeltjes, welke men in
de Voet van ieder Steekje waarneemt. Deeze
vatten, zegt hy , als zo veele Vingeren, het
Lighaam aan ’t welke dit Plantje zig vasthoudt.
Op deezen Voet verheft zig een dun rond,
buigzaam Steeltje , dat hol is als een Pypje ,
en aan ’t end een Hóofdje heeft, van eene
I i 2 Trom