A fdeel van het zelfde Marmer o f van verfchil?
LX V* * ^en^e Marmers beftaande , mcc een Sement
Hoofd- van Keyfteenen en brokjes Marmer famenge-
hecht zyn, Hy hadt dikwils Marmers opgebaald
, die uit verfqheide Zee- Schepzelen,
met Zand o f Aarde verfteend , beftonden ,
gelyk de PoddiDgfteenen; neemende een zeeF
fchoonen glans door 't polysten aan, en gely-
kende vol (trekt naar de genen, die men op 't
Vaste Land vindt, „ Istrie, Morlachie, Dab
« matie, Albanië, en eenige nabuurige Lan-
9, den , fc hoon nier aan de Zee gelegen ,
„ zyn , zo wel als de Klippen , Eilanden en
, , de Bodem der Z e e , niets dan eene enkele
, , en de zelfde Klomp van ondoorfchynend
„ witagtig Marnier, het welke byna geheel
, , fchynt te beftaan ujt overblyfzels van Zee*
, , Schepzelen , [die mooglyk tot Kalk ge-
j j gebrand zyn door onderaardfch en uitbar-
9, ft'end Vuur1’,] Naby de Eilandjes, die men
Incoronate o f de Gekroonde npemt, was eene
Rots geheel vol brokken van Strandfchulpen,
die in eene Marmeragtige zelfftandigheid
overgegaan zyn. Niet ver van daar vondt
men een Bank, alwaar verbeende Beenderen
van Menfchen voorkwamen, in een mengzel
van wit Marmer, roode Aarde en Drup ft een.
In dergelyk een mengzel hadt hy ze pp %
Vaste Land gevonden,
„ Deeze Klomp van Marmer (vervolgt
„ D o nAxi,) waar ik van gefproken heb,
„ die
die gemeen is aan de Zee en ?t Land, heeft VT.
„ zekere Delfftoffen wanpeer zy zig over
, , Aarde uitftrekt, en anderen als zy in Zee hoofd-
j, daalt, Ik heb ?er Kat-Oogen, Moeder stuk.
„ van Esmaraud, Chalcedoinen , Kornalynen
„ in gevonden ; om van andere Soorten van
„ Marmers en Steenen niet te fpreeken. Ik
„ wil echter niet Itilzwygen van de ï u f ,
„ waar mede de Bodem der Zee op veele
„ plaatfen bedekt is , en welke aantoont, dat
, , aldaar ook Wateren zyn , met Tarter ep
, , Kalk bezwangerd. Doch het aanmerkelyk-
„ ( te , op den Grond van qnze Adriatifche
,, Z e e , is een Korst van Schaal- en Schulp-:
,, dieren en Zee-Gewasfen (Bolypiers, ) get
, , mengd met Zand en Aarde, en grooten-
„ deels verfteend zynde. Door de Lighaa-
„ men, die allengs verfteenen, ziet men dat
„ deeze Korst onophoudelyk toeneemt, ep
„ den Bodem der Zee allengs verhoogt, Haa-
, re dikte, in ’t algemeen, is my onbekend ;
„ doch ik heb ’er Brokken van opgehaald,
„ by toeval afgebroken, die zes en zelfs agt
,, Voeten dik waren 5 waar uit blykt dat
„ de Grond der Z e e , op die plaats, ten min-
,, fte zo veel was opgehoogd. Ik kan verze-
„ kerèn , dat een. groote uitgeftrektheid van
„ onze Zee bedekt zy met deeze Korst,
„ die alom zeer hopge en groote Eanken for-
, , meert, en dat de Quarnaro en de Golf
w V$Q
i. Dek in XVIU Stuk*