«8 E i g e n s c h a p p e n
VI. „ van Iftrie zeer veel daar van hebben. De
f7 o l. | . *
LXV. w Schepzelen £yn mee van elkander gc-
Hoofd- 9, fcheiden en ordentlyk gerangeerd in deeze
bTW?’ „ Korst: in tegendeel leggen zy in de uiterfte
„ verwarring; waarvan men deoirzaak geens-
9* zins aan eene Aardbeeving o f Vuurbraaking
>i van den Grond kan toefchryven. ’e Is dui-
>i delyk blykbaar, dat z y in deeze verwarring
„ gebooren en geftorven en tot Verfteening
„ gekomen zyn. Men ziet ’e r . by voorbeeld,
„ een hoop van Oesters, Pennen . Cames,
99 Tollen , Turbinieten en Wormbuizen, dio
»7 gehecht zyn aan Koraalen , Madreporen ,
„ Korst- en Pypkoraalen, en andere Zee-?
„ Gewasfen (Polypim) van veelerley Soort,
„ meestendeels befchadigd en aan Stukken ge.
„ broken, zynde aangehecht en gegroeid op
, , andere Hoorens en Schulpen en Zee - Ge-
„ wasfen. • Alle deeze Lighaamen zyn door-
9, mengd met Aarde, Zand en Steengruis.
„ Men vindtze ter diepte van een V o e t, wat
„ meer o f min, in deeze Korst, volmaakt ge-
„ petrificeerd en in Marmer veranderd : op
» minder diepte zyn zy beter geconferveerd;
„ en by de Oppervlakte nog leevende, o f,
„ indien z y dood zyn , nog in een goede
, , Staat, maar altoos in wanorde. Het blykt,
„ d at, naar maate de Schulp- en Schaaldieren
9, en de Zee-Gewasfen ( Polypiers) op deeze
„ Korst voortteelen, dezelve door hunne afge-
Icgd
e r Z e e - G e W A s s e n i p
i, legde Schaalen en Geraamten verhoogd VI.
„ wordt, en dat de Bodkin der Zee zig in de
,j zelfde evenredigheid verheft” . Hoofd!
Dus hebben Wy dan eene Bedding; waafsTUJt.
op veele Zee - Gewasfen groeijen, door Waar*
neemingen onderzogt gezien. Don a t r, vervolgens
eenige Zaaddraagenje Zee-Planten
befchreeven hebbende , gakt tot de genen
o v e r , die men hedendaags, zegt h y , Poly-
piers noemt, en welke een geruimen tyd , ge-
lyk wy gezien hebjpen, voor Planten gehouden
waren , niettegenftaande F e r d i n a n d
I m p e r a t u s reeds, voor twee Eeuwen, de*
zelven voor Dierlyk hadt verklaard. „ De-
, , zelve z e g t , dat men eenigen derzelven
„ eenvoudiglyk voor Steenagtige Planten
is hieldt, en de anderen als in Dieren veran-
9, derende aanmerkte, gélyk de Madrepören
,, die aangroeiden door verlanging van de
,, Steenige Buis cn van de Vleezige zelfftan-
i» digheid” . Verder, „ de Madrepore is een
, , dikke trop van Poren, die eenig blyk van
33 Vliezen aan de Enden hebben , waar uit
„ men gisfen kan, dat z y het Gevoelig Le-
3, ven deelagtig zyn” . Dat meer is , het roo-
de Pypkoraal befchreeven hebbende , zegt
hy :■ , , men gelooft dat het een Moer is ,
33 waar in Zee-Dieren zig formeeren gelyk
, , de Bycn in de Honigraaten” : voegende
een weinig laager, daar byv „ Het Pypko-
,, raai