VI. de Engelfchen Spunge. De Duitfchers, alleen *
LXXïv ' hebben het dubbelzinnige woord Schwamm ,
Hoofd.* dat ook een Paddeftoel o f Kampernoelje bete-
êtuk* kent, in gebruik. Wy zeggen Spongie volgens
den ouden; Spons volgens den hedendaagfchen
trant, en noemen dus alle die Zee - Gewasfen,
welke van een Spongieus geweefzel zyn , in ’t
algemeen , S pon s e n.
Eigen- W y hebben gezien , hoe de Sponfen van
fchappen. f ommjg en oncjer de Planten, van anderen on*
der de Plantdieren geteld werden, en hoe A l-
d r o v a n b u s dezelven hielde voor' onvol-
♦ iii.aio. maakte Planten *. A r i s t o t e l e s , en de
genen die hem gevolgd zyn , hebben aangemerkt
, dat zy in de Zee als wyken voor de
Hand, die ze aanraaken w i l , qn zig tegen
het afrukken van de plaatfen , waar zy vast
zitten , fchynen aan te kanten. P l ïn iu s
fchryfc ’er niet alleen Gevoel aan toe ( * ) ,
maar zegt zelfs dat het Dieren zyn, die Bloed
in zig hebben ( f ) . , , Sommige willen, zegt
„ h y , dat zy ook door Gehoor beftuurd wor-
„ den en zig famentrekken op ’t Geluid, druk-
„ kende dan veel Vogts uit , en niet van de
,, Klippen afgerukt kunnende worden^ zó dat
„ menze affnyden moet, als wanneer zy een
5, Bloe-
(#) Ncc Spongiis — ii- quibus folus ex Senfibus Ta<3us-
est. H'ist. Nat. Libr. XT. Cap. 37. _
( f ) Animal esfe docuinvus, etiara Ctuore inherente. Libt,
XXI. Cap. i ï. De Spwgiarum naturd»
•8, Bloedig Vogtuitgeeven” . R o n d e l e t i u s , VL
daarentegen , hadt haar zelfs alle Gevoelig-
heid geweigerd : maar M a r s i c l i nam met Hoofd-
eigen Oogen, in de Sponfen , een meer dan stuiu
Plantaartige beweeging waar. Hy hadt een
Samentrekking en Verwyding gezien in zekere
kleine ronde Gaatjes van deeze Gewasfen ,
wanneer zy uit de Zee kwamen, duurende zo
lang als ’er zig Water in bevondc. Iets der.
gelyks heeft de Heer E l l i s , met Doktor
S o l a n d e r , in ft jaar 1762, aan de Kust
van Susfex , in een Sponsgewas , dat naar
Kruim van Brood gelykt, waargenomen.
Volgens de fchynbaare overeenkomst van wormen
Geweefzel, Geftalte en woonplaats, zou ip n s^ èn.
onvoorziens befluiten, dat ’er in de Poren o f
kleine Gaatjes, welken de Oppervlakte der
Sponfen zo menigvuldig heef t , Polypen o f
dergelyke Diertjes waren. De naauwkeurigfte
Waarneemers, echter , hebben tot nog toe
niets dergelyks daar in kunnen vinden. De
Heer P e y s s o n e l heeft, wel is waar, breedvoerig
gefchreeven over zekere Wormen, die
in eepige Soorten van Sponfen niet alleen
huisveften , maar dezelven fabriceeren zouden
(*) ; doch behalve dat hy geen bewys
van dit laatfte bybrengt, is het uit derzelver
Geftalte ten hoogfte blykbaar, dat zy niet
ei-
(*) Zie Uitgezogte Verhandelingen IV. Dl. EL, biadz < 6 ij ,f
enz.
D d 3
Deel. XV*l Stuk. ,
*«998601