VI.
A fd e e l .
LXXII
H oofdstuk.
Z t!‘
yVaaijtr,
36 2 B E S C H R . 1' V ï N Q V A S j
•zitten: maar, hoe zy de gedagte groote Zee-
Waaijers , die meest aan uithoeken des Lands
en Kaapen, daar veel Stroom gaat, ter diepte
van tien Vademen op groote Steenen o f
Klippen vastgegroeid zyn , bekomen , is zo
begrypelyk niet. Evenwel getuigt R um-
p h i ü s , dat deeze groote Soort ook fomtyd§
met de Bobbers , dat Visfchers Werkcuigen
zyn , uitgetrokken wordt.
De Zee-Waaijers zyn tegenwoordig, gelyk
ik gezecd heb, zo gemeen, dat mpn ’er
naauwlyks eenige agting meer voor heeft.
Evenwel komen ’er onder voor, die een Kabinet
kunnen verfieren, als ook zodanïgen,
die tot aartige bedenkingen aanleiding geeven.
In ’t algemeen is haar Netagtig Samenweefzel
verbaazende. De figuur en grootte flatteert
in fommigen; in anderen de witte o f graauw-
agtig witte, o f ongemeen fchoon Citroengeele
Schors , die de kleine Waaijertjes verfiert.
Deeze Schors is ten hoogfte verwonderlyk,
wegens de menigte van Gaatjes , zigtbaar
voor het bloote Oog, die in dezélve zyn, en
buiten twyfel dienen [tot de uicbotting der
Diertjes , uit het fyne paarfche Dons, op ’t
welke de Schors rus t, en die als tot een
Bedding voer dezelven dient, o f liever uit
de Hout* en Hoornagtige zelfftandigheid der
kleine Takjes z e lf, voortkomende. Men vindt
*er ook, die aan de Takken en den Stam, en
bier en daar in ’t Netwerk , zekere kleine
Kno,b*
E % p E - H j S E S T E R S i 363
Knobbeltjes hebben, van binnenhol, wel^ Ap^ * L;
men onverhoeds voor Zaadhuisjes zou aanzien LXXIL
yan deeze Zee-Gewasfeii (*)- w v k ° ’
De menigte en verfcheidenhe.d van Zee .
Waaijers , die ik thans b e z it, bragt my vm de
deeze Aanmerkingen. Bevoorens heb &
de aedagten, omtrent derzelver Groeijing, *madz.
gewag gemaakt *. De Heer E l l i s neemt*. ss,
een Waaijer tot een voorbeeld, om tebetoo-
een, dat de Zee-Gewasfen door Polypen gefabriceerd
worden. De Stam van deeze Waaijer
was gebroken, en is door een breed ltuk,
dat een Bogt maakt, byna in ’t zelfde poftuur
gehouden. Hier verbeeldt hy zig dat de
Dieren, in de voortgang van hunne Buizen
opwaards, wegens den gebroken Stam, verhinderd,
dus zydelings zyn uitgefpat, en het
boventte gedeelte met het onderfte weder
famengevoegd hebben. Dit zou uit den loop.
der Buisjes , die hy in Afbeelding vertoont,
hlykbaar zyn. By ongeluk ftrydt hier mede
juist, dat de Stam yan zulk een dikte reeds zo
■ J igt en vast is van zelfftandigheid, dat men,
by geen mooglykheid, een loop van Diertjes
door denzelven kan begrypen. Hier tegen
zou zyn Ed. kunnen iabrengen, dat cle Sap-
nen evenwel loopen door Houten van dergelyke
* . .. 1 _j ~ en pin
Deeze Knobbeltjes of Hopjes fchynen met de Blaasjes
der Korallynen overeenkomflig te zya: sve bladz. 4°. *
i. deel» XVII» Stuk.