VI. „ Schaalagtig Lighaampje, dat naar een Dou?
LXXV*' ” btetfchulp geleek, van eene doorfchynende
Hoofd- si Amberkleur, met een zwarte Stip, zynde
$TüK- ,, het Lighaam van het doode Dier, gezien’’.
De Dit alles wordt door den Heer E l l i s in
pypen. p jaat vertoond, die aanmerkt, dat de vermaan
de Doktor J u s s i e u kleine Polypen , zig uit
deeze Celletjes uitbreidende, ontdekt heeft,
Deeze ftelt de Celletjes v o o r , als kleine Kegeltjes,
naar boven yryd en open , wederzyds
gedoornd, en z e g t : ,, het Dier , in ieder
Hokje vervat, doet niet meer dan de helft
, , van zyn Lighaam voor den dag .komen,
,, waar van de Kop zig onderfcheidt door een
„ kleine uitpuiling , omgeven met tien fynp
„ witte Hoorntjes , welke , zig verlangende
„ en in ’t ronde uitbreidende, de gedaante
, , van een Trechter nabootzen door de pJaatr
,, zing , welke z y neemen. By aldien meq
„ het geheele Dier wil waarneemen, zo als
„ het bpgreepen is in zyn Hokje, dan moet
,, men eenige gedeelten van één der Lappen,
„ waar uit het Gewas beftaat, affcheuren,
„ waar door zig yerfcheidene van deeze Huis-
„ jes zullen openen , laatende het geheele
„ Lighaam van eenigen deezer Dieren bloot.
„ Alsdan ontdekt men door het Mikros^
„ koop, dat zy ieder gelyken naar een zeer
,, klein witagtig Wormpje, welks onder ft e
„ End aangehecht is aan den Bodem van eeq
Hokje, het midden des Lighaams een wei* p.S sa
, nig gezwollen, en dat het bpvenfte gedeel- VI.
„ t e , voorzien met verlcheide Hoornen j l x x y .
„ deszelfs Kop is. Deeze Worm is eenHooFu-
„ zeer kleine Polypus van ongevaar een hal- stuk.
„ ve Lyn lang, en men kan dit Diertje, ten
„ opligt van zyne geftalte, niet beter verge-
„ lyken, dan by een van die Zaadjes, welke
„ met Pluis van boven zyn gekroond.
„ Dit Gewas (vervolgt hy, ) ’t welk men
, tot dus verre voor een Plant gehouden
„ h e e ft, is door I m p e r a t u s Porus Cer-
„ vims geheten ; zo wegens de Poreufe ftruc-
,, tuur, die hy ’er in waarnam, als om dat
„ het door zyne platte, en met Lappen uit-
, , gefneeden Steelen , naar het Gewey van
„ een Damhert gelykt. Een breede dunne
, Grond, [op een Steen, Schulp o f Klip ge-
, p lak t,] waar het aan groeit, geeft veele
< dunne Steeltjes uit, die zig als Bladerloof
„ uitbreiden, waar van de Lappen in ’t mid-
, , den roodagtig , aan de kanten witagtig en
„ van eene Vliezige Celluleuze zelfftandig-
„ heid zyn” . Dergelyke Vertooning maakt,
pok, dat Takje o f Stammetje van dit Zee-
Gewas , uit myne Verzameling, in Fig. i ,
pp onze Plaat C X X X V 1 , afgebeeld ; doch
hetzelve, droog zynde, heeft een egaale roodagtig
geele Kleur , en is hier en daar met
pene Soort van witte Korallyn begroeid,
De Heer P a l l a s oordeelt, dat het geenszins
de Porus Cervinus v a n I m p e r a t u s zy,