VI.
Afdeel
LXV.
Hoofd .
st.uk.
„ dat ’er een regelmaatige ry van Celletjes in
„ plaats heeft. Splyt een der Leedjes van
5, het Winkel-Koraalmos (Corallim Officim-
„ rum') overlangs, en daar zal U een derge-
„ lyke ry van Celletjes in voorkomen, naauw-
,, keurig in gedaante naar die der andere ge-
„ lykende, Dus komt ook de Stru&uur van
„ zyne Geknotte Millepore , die het Myrïo-
„ zoon is van D onat i , volmaakt overeen
„ met die van het Witte Paternoster * Koraal-
,, mos , èn het Dikledige , heiden door my
„ zorgvuldig .ontleed en afgebeeld; en daar is
„ zo groot een gelykheid in derzelver Cellet-
,, jes, ja zelfs in de Dekzeltjes van het Dik-
ledige Koraalmos , dat het ons reden geeft
om met veel waarfchynlykheid te beflui-
„ ten, dat derzelver Monden of Zuigers de
zelfden zyn. Daar is, bovendien, een groo-
te overeenkomst van de Steenige Leedjes-
„ Koraalmosfen met het Oostindifche Ko-
,, nings-Koraal Qlfis Hippuris) en de Cellula-
,, ria Salicornia van Pa l l a s , welke beide
,, laatften voor Dierlyk erkend worden, Men
,, vindt in deeze allen een zelfde foort van
„ Vezelen die de Leedjes famenvoegen, en
3, volmaakt op eene zelfde manier” .
Dus dan het eerfte gedeelte wederlegd hebbende,
komt E lli s tot het gene de Scheid-
kunde in deezen betreft, Hy hadt, om dit
niet minder te bellisfen , een genoegzaame
veelheid der Corallim Officinale van de Kust
by
by Harwich weeten te bekomen. Deeze gaf
hy aan den Heer W o u l f e ,L id der Koning* LXV.
lyke Sociëteit, een zeer ervaren Chymist. De Hoofd-
Brief van dien Heer , aan hem gefchree-
yen, toont, dat men uit deeze Koraalmos
gelyke Stolfen, als uit gedeelten van Dieren,
door Destillatie krygt : een Alkalyne Geest,
naamelyk , een vlug Alkalyn Zout, en eene
dikke brandige Olie. Ook hadt men ’t zelfde,
by zekere gelegenheid, door den Stank, dien
zy by ’t verbranden geeft, in de volle Vergadering
, van de Sociëteit tot bevordering
van Konsten, Weetenfchappen, Handwerken ,
enz. te Londen, waargenomen. Dus verviel
dan eene der kragtigfte redenen van Doktor
P a l l a s , tegen derzelver Dierlykenatuur.
. Be Foren , vervolgt zyn Ed., van haare
Kalkagtige zelfflandigheid zyn te klein, dan dat
daar eenige Folypen in zouden kunnen huisvesten.
„ Waren dan deeze Peren daar te klein
toe, (zegt E l l i s ,) zo moet P a llas zig
vergist hebben, wanneer hy het kleine wit-
,, te Korallyn, onderden naam van Millepora
3, Calcarea, te berde brengt als een Plantdier 1
„ dewyl hy daar van getuigt, dat hetzelve in
,, ’t geheel geen Poren of Gaatjes heeft. Ook
kan dit zeggen van den Doktor alleenlyk
„ zien op de Steenige Korst, welke maar
‘3, een gedeelte is van dit Plantdier, zynde het
binnenfte op ver naa niet hard \ des het
„ mopglyk niet kwaad zou zyn te zeggen ,
v dat