VI. ben: anderen zyn Takkig, gelyk eenige Ma-
LXV^* ^reporen en Sponfen , en veele Korallynen:
Hoofd"' anderen Boomagtig, en wel plat , gelyk de
stuk» zogenaamde Neptunus-Waaijers , of rond en
op andere manieren gekroond : de Takken zyn
in fommigen Netswyze door elkander gevlog-
ten, in anderen vry en zwiepig; ja men vindt
’er als een Karawas gefatzoeneerd. Veëleiï
hebben een Schors , die w i t, geel, rood,
paarfch of blaaüw is van Kleur. In fommigen
zyn de Takken glad en effen ; in anderen
met Knobbeltjes en zonderlinge Leedjes, gelyk
in het Konings- Koraal en Accarbaar. De
Oppervlakte van eenigen is met een oneindig
getal van Gaatjes bezet, dié men des wegens
Milleporen noemt , van wélken wederom
fommigen zig als een Korst uitfpreidën, anderen
een Takkig Gewas maaken. In' de Ma *
dreporen is de Oppervlakte met ingedrukte
Sterren bezet, gelyk ook in de Sterrèfleenen.
Inde Zee - Kampernoeliën beltaat dezelve uit
veele Plaatjes , enz. Om; kort' te gaan ,
derzelver verfchillendheid is naauwlyks te
befchryven.
Deizeiver De Grootte fchynt, in fommige Soorten,
Grootte, eenigermaate bepaald te zyn. Men vindt de
Korallynen en Koraalmosfen nooit hooger dan
eenige Duimen. Sommige Madrepóren en
Sterrefteenen komen ook in geene byster groo-
te Stukken voor. Het roodé Koraal bereikt,
in de Adriatifehe Zee, nooit veel meer hoog- I,
te dan van een Parysfchen V o e t . A l l e Steen- ^1.
planten (Lithopliyta) , die ’er tot deezen dag
is toe ooit gevonden z y n , weet ik zeer wel, dat Hoofd-
,, zelden hooger zyn dan drie Voeten” , zegtSTOK*
de Heer M u l l e r ,(*}* ’t Kan zyn , dat ’er
niet veel grooter zyn medegebragt, om dat ’er
zelden in de Schepen veel ruimte overfchiet, tot
het bergen van zulke Zaaken; maar, wanneer
meö het omftandig Verhaal van Pater L ab a t
leest *, dan kan men niet twyfelen, o f ’er komen, * zie
in de WestindifcheZee, Koraalgewasfen v o o r ,bladz' 18r*
van niet minder grootte, dan die ontzaglyke Zee*
boomen en Palmbiezen, daarRümph i u s van
gewaagt. Ik behoef niet tefpreeken van de Kraal*
o f Kopfteenen, waarfchynlyk tot de Herfenftee-
nen f , en dus ook tot de Steenplanten behooren- t Bladz.
de, die in de Zee der Molukkifche Eilanden zo ' 22’
groot vallen ,dat men ’er Pylaaren en Zarken van
maaken zoude kunnen C f) . Voeg hier by de Zee-
boomen , die aan de Kust van Noorwegen uit
de Zee gehaald zyn , hebbende de hoogte van
zestien Voeten en eenen Stam van meer dan een
half Voet dik (-[-). Men kan zig nu verbeelden,
welke Bosfchagien van Zee - Gewasfen ’er in de
diepte zyn van den Oceaan.
Zo dra men de Zee-Gewasfen op z ie z e lf Ou de
r ° , Rangfchik.
be- king der
Zee - Ge-
■ (*) In zyn Ed. hier voor, op bladz, 67, enz. beoordeelde wasten.
Bedenkingen. Zie de Vertaaling bladz, 34,
( f ) vimboinfeh Kruidboek.» VI» D. bl. 250,
f-J-J- Naturl, ilist, von Norw. II. Th. bl, 271, 273,
F 2
I, Heel. x v il, stuk.