VI. weinig goede Afbeeldingen van z yn, alhief
IfX^VilL 5 * °P Plaat CXXX, heb vertoond, D§
H oofd- fraaiheid van Geftalte zou ’er, te regt, dep
stuk. naam van Zee-Roos aan kunnen doen geeven.
Het ziet eenigermaate bleek Vleefchkleurig
uit den geelen wit»
L. C5°) Millepore, met zeer Takkige, door In?
Reticuium, mondingen Samengegroeide Draaden , ge?
K0«t' ^ ied‘
Op de Schaalen van Schulpen, in de Mid-
dellandfche Zee, komt dit Zee - Gewasje voor.
Het beftaat uit Kalkagtige Draaden, van dikte
als een Hoofdhaairtje, die overal gelyk een
Spinneweb door elkander geweven zyn , en
dus een zeer fraay Traliewerk formeeren, zegt
L î n n æ ü Sj doch hy hadt ’er geen Gaatjes in
gezien. Wegens de fynheid kunnen wy het
Lob-Koraal noemen,
Li. (51) Millepore, die gejleeld i s , met hoekige
tspcngiteu gefchubde Takken , welke Samengegroeid
spons- Zyn Jnmondingen.
Dit
(50) MSI leper a Fili's ramofisflfnis anastomozantibus cancellai!
». Sjit. Nat. XII.
(51 Millepora caniescens erecta Ramïs angulatis imbrica-
tis anastomozantibus» Sst. Nat. XII. Corallimn reticuhturta
Mus. Tesfin. 118. T» i t , f. 2,
Dit Spons - Koraal, dat zig in ’t Kabinet van VIt
den Sweedfchen Ryksraad , den Heer Graaf Afdeel»
van T e s s i n , bevondt, wordt aldaar dus be-LXViIfc
fchreeven. „ t Is een Steen dikwils van een stük.
„ Voet lang , met Takken die naauwlyks een
„ Vinger dik zyn, gegaffeld o f famengeKeld,
,, hoekig , wit van Kleur, die Dakpanswyze
„ gedekt zyn met digt aangegroeide, overend
„ Kaande , Lancetswys’ ovaale, gekielde
„ Schubben. De Takken zyn aan de Toppen,
„ op de wys der Sponfen , doorgaans Nets-
, , wyze vereenigd. Dezelven gebroken zynde
„ Vertoonen zig overlangfe Poren, die onge-
„ lyk zyn , even als in de Plantgewasfen, op
„ welker manier het fchynt te groei jen. Dit
„ Gew^s kan by de Madreporen niet gevoegd
„ worden, om dat het geen Sterretjes, noch
,, by de Milleporen, om dat het geen Gaatjes
, , heeft, vertooncnde zig veeleer als een Stee»
„ nen Spons” . -
Thans getuigt ’er onze Ridder van, dat hy
*er geene Poren in gezien heeft, en betrekt het
niettemin tot de Milleporen; als hebbende geen
bekwaamer plaats daar voor kunnen vinden,
en onder Keilende , dat in fommigen van dee-
ze Zee-Gewasfen wel Gaatjes o f Openingen
kunnen zyn, te klein -voor ons Gezigt. Uit
de Afbeelding blykt , dat het in gedaante
srootelyks verfchilt van den Spons-Steen,
die in ’t Geflagt der Celleporen volgt.
N 5 (y2) Mil