V I.
A fd eel .
LXXVI
Hoofd
stuk.
Veder-
hofch-Polypen,
502 B e s c h r y v i n g v a r
b l e y ’t allereerst in zuiver Zoet Watei waarnam
, en dezelven noemde Polypes a Vannacht
o f Gepluimde Polypen. De Heer K a k s
t n e r tyfelt z e , in zekere Verhandeling
over de Polypen door hem gevonden, die in
\ Hamburger Magazyn geplaatst is , in ;’ü
Hoogduitfch Bufchel - Polypen. De Heer B ak
e r geeft ’er, in ’t Engelfch , den naam van
Bell-Flower Animal, dat is Klok bloem-Diertje
aan. Deez’ heeft op het Slymagtig Huisje,
waar in zy woonen, het oog gehad. Hier van
is de bynaam van L i n n ^ üs afkomftig, en
ik noemze derhalve Klokjes-Pypgewas.
De doorfchynende Lilagtigheid deedt ’er
door den Heer P a i la s den naam aan geeven
van Tubularia Cryjlallina , dewyl zyn Ed. dezelven
dus van de Vederbofch Polypen van
R o e s e l , welke uit den graauwen zien, Tubularia
Gelatinofa genaamd, onderfcheidt. Dee-
ze komen overvloedig voor in fommige ftaan-
de Wateren, maakende aldaar groote Korften
en Kwabben, die uit famengehoopte Boompjes
van dergelyke Polypen beftaan. Derzelver
Takjes zyn Draadagtig , geevende ieder tot
zyn ftompe End een Pluimagtigen Polypus
ui t, wiens Voedzel R o e s e l zig verbeeldde
het Zaad van ’t Eende-Kroos te zyn ; doch
welken de Heer P al las overvloedig in 't
Meir van Rakanje , alwaar in ’ t geheel geen
Kroos groeit , gevonden hadt. Men treft de
eerftgemelden , zegt h y , fomtyds ook in de
zeEfd
e P y p g e w a s s e n . 503
zelfde Wateren als deeze , doch veel zeld- VI.
zaaraer en doorgaans m zuiverer Water aan* l XXVL
Hier op laat de Heer P a l l a s de befchry- Hoofd-
ving volgen van een Gewasje, dat omftrecks «tuk.
Kurasfau by Klompen op de Rotfen van Kraal-
lteenen groeit, ’t Zyn Pypjes van verfchei- Penfeeitje,
derley langte , dunst aan het onder-end, en
door elkander verward. De langden breiden
zig uit in een ruig Hoofdje, het welk als de
Kwast van een Penfeeitje beftaat uit zeer
dunne Haairbuisjes, ongemeen digt aan elkander
, aan ’t End geflooten , wier Wanden
Vliezig z y n, even als die der grootere Pypjes.
De langte deezer laatften is ongevaar een
Duim , en de Kwastjes zyn op ’t grootfte als
een Erwt.
Het laatfte zyner Pypgewasfen is dat, het
welke zyn Ed. Papieragtig noemt, om dat de Kokertje.
Wanden der Pypjes als van Papier zyn, ge-
lykende byzonder naar dat Geweefzel, waar
uit de Wespen - Nesten beftaan, doch wit
zynde van Kleur. Een Stuk ter dikte van een
Eenden - Sch aft, dat Takkig was , uit het
Kabinet van zyne Doorlugtigfte Hoogheid,
hadt hem aanleiding gegeven tot het opperen
van deeze Soort, die echter, zo wel als de
naastvoorgaande , maar twyfelagtig voorge-
fteld wordt.
I i 4
I. De e l . XVII. STUK..
L X X V I I . HOOFD