VI. Oppervlakte met Bloemagtige Cylindertjes
LXVII** en ^sn R-and geftraald.
Hoofdstuk,
Onder den naam van Zee - Kampernoelje, is
deeze by Ginünni afgebeejd, De oneffenheid
der Oppervlakte geeft ’er dep bynaaip
van Wrattige aan, Zy komt voor in de Mid-
dellandfche Zee, ’t Is een klein plat Zee?
Gewasje, dat flegts de grootte vap çen halve
Erwt heefc en wit is van Kleur, De
Scbyf is uit Buisjes famengefteld, gelyk een
Aster-Bloem, zynde ook aan den Omtrek met
Streepen gedraald. Men kan het als een mid-
delflag tusfchen de Pypkoraalen, Madrepo-
ren en Müleporen, aanmerken,
vt. (6) Madrépore , die enkeld is , Tolagtig ,
effen ; de Ster met eene half Klootrond
üirgehoide. ingedrukte holte,
De bynaam drukt de Tolagtige Geffalte
van deeze Madrépore ui t, die van den Heer
P a l l a s düidelyker is voorgefteld , mét de
benaaming van Madrepora Trochiformis : waar
van
(6) Madreptrafimplex turbin&ta lavis, Stellâhenùsphxrieo-
(toncavâ. Amxn. Acad. I. p. 87. T. +♦ f. 1 — 7 L a n g ,'
Figurât. 52, T. 12. Fungi tes major orbicularis Goth-
landicus. BROM. Litb. T. 36, 38, 33, 3a» K ï LW. Lith*
T. 5. {• 9, 10, i i , 13 , i j , 17. Columelltts turbinatuç.
y o L ï ï . Hatf. T. 10. f. 3, 4. Madtepora TiochifoiipiSg
F A LL. Zeôpb, 176, Lyft der Plaiitd, bl. 377,
Van de Heer B o d d a e r t , ik weet niet oiri y*»
wat reden, de Schotel gemaakt heeft. D e ^ v i ^
Afbeeldingen, immers, die men van deezehoofd-
Madrepore in de Akademifche Vermaaklykhedenstuk.
van L innjeüs vindt, toonen genoegzaam,
dat dezelve, in alle haare Verfcheidenheden,
veel meer naar een Kelk gelykt dan naar een
Schotel. Z y zyn, naamelyk, zeer diep uitgehold,
en fommigen komen ’er onder voor,
die byna Gylindrifch zyn, anderen eeniger-
maate krom ; zo dat het Gèmeene Volk, op
Gothlabd , dezelven Ramshoornen noemt. Ik
heb een kleintje van dien aart, volkomen ge-
lykende naar de losfe Zee - Kruidnagelen van
R um p h i ü s , welken de Heer P a l l a s hier
toé ook betrekken wil ; maar het fchynt dat
deeze tot de Samengeftelde behooren. Men
vindt ’er , aan de Kust van Sweeden , in de
Oostzee , die de grootte hebben Van Osfe-
Hoornen , als ook de, Kleur, die in verfch uit
Zee gehaalde Stukken doorfchynend Hoornag-
tig is. Dit wordt gezegd in de Verhandeling
over de Koraalen van de Oostzee , welke onder
de Voorzitting van L innzeüs is Verdedigd
(*). Met wat grond kan dan de Heer
P a l l a s zeggen , dat men ze niet anders
dan onder de Delfftoffen, o f Verfteend, o f
in
{* ) Disf. de Cerdlliit Balïhicit, propoiitaab HENR.FoUGHT.
in limoen, Ac ad. V o l . I. N. 4,
ï. Dekl. KV!!. STB*.