Yj twee Touwen, het andere met één Touw aan
Aïteev. de Schuit, waar de Visfchers in zyn, en wordt
dus in ’t blinde nedergelaten, tot dat men een
ïtuk:. bekwaame plaats aantreft, om pen goeden
* BUtd. Vangst te doen.
Koraui: De Gj-aaf M a r s i c l i tragt uit het gebruik
Man;« van deeze Werktuigen , en uit de Ondervin-
Groeiji'ng. (dingen die de Visfchers pp ’t gevoel daar van
hebben, te betoogen , dat het Koraal, tegen-
ftrydig met allp andere Planten ? loodregc
naar beneden groeit. Dit wordt ook van de
meesten erkend , en indien het Exemplaar,
door hem in Fig. 106 afgebeeld, echt is , kan
men *er niet aan twyfelen. Het was een
Klomp van famengegroeide Aarde, op wier bo-
^enfte Oppervlakte Landplanten groeiden met
de Takken en Bladen opwaards geftrekt; aan
dp onderfte zat een Koraalboon, nederwaards
geftrekt, en, zo zyn Ecl. aanmerkt, fchietende
naar ’s Aardkloots middelpunt. Dit Koraal, ech-
te r , mopt dan zeer ondiep gegroeid zyn. I h f f e
109 en 110, is de manier der Visfchery, zeer
duidelyk, in ’ t klein en groot, door hem afge-
beeld. ,, De Koraalplanten, (dus fpreekthy,)
9, die men op deeze manier vifcht, zyn zelden
,, geheel; dewyl haare Voet niet ligt verward
,3 raakt in deeze Netten: maar men heeft ze iq
„ baare vplkomqnheid , wanneer die Werk-
,, tuigen de kragt hebben om de vaste Lighaa-
,, men, waar zy aan gehecht zyn , afteruk-
ken , en met fileer gemak, wanneer zy by
3$ WÊ
„ toeval zyn gelymd aan Schulpen, Beende.- Vf.
„ r e n , Hout, o f andere Lighaamen, Menkrygt l x x i "
„ ’er fomtyds die gehecht zyn aan de Aard- Hoofd-
„ agtige klompen , Magirtan genaamd * , alsSTÜK*
„ ook op ftukken Rots, en ik bewaar zodani-
„ gen, aan welken niets ontbreekt” . * zl*
Van de groeijing van het Bloedkoraal opblads.zöo,
zodanige Lighaamen zyn onbetwistelyke Voorbeelden.
Men bewaarde in het Kabinet van
Pifa een Stuk , dat op een gedeelte van eens
Menfchen Bekkeneel gegroeid was. T o u r n e -
f o r t heefq,, uit zyne Verzameling, een
fchoonen Tak in Plaat gebragt, vast zittende
op den afgebroken Rand van een Aarden Schottel
(*). De Heer P e y s s o n e l heeft Koraal
zien groeijen op een ronden Keyfteen ; waar
uit ftelliglyk beflooten wordt, dat het opwaards
fch ie t, gelyk de meeste andere Planten f t ) .
Deeze. Gevolgtrekking , echter , zal men niet
ligt toeftaan. Gedagte Lighaamen kunnen in
4e Aardagtige Korst, welke ook Grotten maakt
op den Grond der Z e e , hebben vastgezeten
aan ’t Gewelf. De Onder Helling , dat het
Melkagtige Sap , in de Enden der Takken
vervat, den aanleg maaken zoude van ’t Koraal,
fcheen te doen denken , dat het zig aan
alle Lighaamen in de Z e e , en in allerley
plaatzingen, hechten kon. Dit is niet ongeloof*
(*) Infilu Botan. Tom, III. Tab. 359.
(D Phi(. Tranftici, Vol. XLVII. pag. 454,
I. x v y . stuk.