y j# volgen; van welke allen hy ieder op zig zel-
Afpeel. ve zegt, dat het Planten zyn {*). Dit heeft
LXV. ^an aijg deeze Voortbrengzels van de Zee den
Hoofd* , „D „ .
stuk* naam doen geeven van Zee - Gewasjen.
Daar fteekt, inderdaad, niets ongerymds in
die benaaming. W y zyn gewoon aan alles
wat groeit den naam te geeven van Gewas:
doch wel allermeest en eigenst, wanneer het
als de Planten o f Boomen groeit. Zodanige
Lighaamen, derhalve, die men in de Zee gegroeid
o f groeijende Vondt, mogtèn te regt
den naam voeren van Zee - Gewasfen. Het
deedt hier toe niet , o f dezelven van eene
weeke , harde ; taaije , broofche ; Leder*
Hoorn-Hout* o f Steenagtige natuur waren.
Maar, als het ’er op aan kwam, om te vraa-
gen, o f deeze Gewasfen tot de Kruiden behoorden
, dan fcheen het öntbreeken van Bladen
, Wortelen, Bloem en Zaaden, alleen ge-
noegzaam, om dezelven daar van uit te fluiten.
riantaar- beroemde T o u r n ë f o r t heeft zig
tige derhalve veel moeite gegeven, om de Plant-
voïgèns aartige groeijing der Zee - Gewasfen, o f Zee-
jteeort Planten CPlantes Marines1) , gelyk hy ze in ’t
"algemeen noemt, te vörklaaren. Dewyl hy
de eerfte eö mooglyk ook de laatfle was,’ die
zulks deedt , zo zal ik hier een gedeèlte in-
voegen van zyne Waarnemingen omtrent de
Plan-
(*) Injlitutim* Sttankat, Clasfis XVH*
DER ZEE-GE WASSEN $
Planten, die in de Grond der Zee groeijen f f ) . VI.
Hy onderfcheidtze in vierderley; o f weeke en
buigzaame ; o f harde als Steen ; o f Houtige Hoofd-
met eene zagte Schors o f die van buiten stuk.
hard en van binnen zagt zyn. Onder de eer-
ften zyn ’er die Bladen hebben, gelyk de Fu-
cns en eenige Sporten van Corallim; o f geen
Bladen, gelyk de Sponfen en fommige Alcyo-
niën : onder de Steenagtigen begrypt hy de
Koraalen , Madreporen en Zee-Paddeftoelen:
tot de Houtigen behooren, volgens hem, alle
de Soorten van Lithophyton: van de laatflen
brengt hy die Alcyonie, welke naar een Oranje
Appel g e lyk t, tot een voorbeeld by. Dan
fpreekt hy aldus.
,, Alle deeze Planten worden op eene ge-
„ heel andere manier gevoed dan die op de
, , Aarde groeijen, De geheele Wereld weet,
3, dat deeze laatflen Wortels hebben, die het
„ Voedend Sap inneemen , waar mede de
„ Poren des Aardryks gevuld z yn , en deeze
, , Poren zyn als zo veele kleine hewaarplaat-
,, fen , gefphikt om ’er een dienflig Voedzel
5, aan te verfchaffen. Het fchynt, in tegen-
, , deel, dat de Grond der Zee niets doet dan
, , de Zee - Gewasfen onderfleunen. Z y zyn
,, vast tegen de Rotfen aangehecht. Z y groeijen
( f ) Obfervations fut les Hantes, qui naisfent dans I?
Fond de la Mer. Mem* de PActd. R< des Scicnc♦ de l’An*
1700«
A 3