dat van binnen zwart wa s , cn van buiten
• rood (*).
VI.
Afdeuï.
LXXII.
H oofdstuk.
Men heeft lang getwyfeld , wat doch het
Zwarte Koraal mogt zyn , en de zeldzaamheid
maakte ’er wonderen van, tot dat men
eindelyk voor vast ontdekte, dat, het gene
voor Zwart Koraal uitgevent wordt , niets
anders is dan afgefneeden welgepolyste Takken
van een Zee-Heefter, welks R umphius
den naam geeft van Zwart getakt Accarbaar.
Hy verhaalt ze lfs , dat onder de Amboineefche
Natiën de Eilanders van Eonoa en Manipa beroemd
zyn, wegens hunne bekwaamheid, om
dit Kalbahaar te fnoeijen en te polystcn. Met
veel moeite, naamelyk , weeten zy in deeze
Zee-Heefters regte Takken te vinden, die zy
dan daar uit fnyden, befnoeijen en glad maa-
ken, met eenen glans als van zwart Ebbenhout.
In de laatfte Jaaren, zegt h y , hebben de
Indiaanen uitgevonden, daar van aartige Scepters
te maaken, om in de Handen te draagen,
beftaande dezelven fomtyds uit eenen, fom-
tyds uit twee of drie Steelen, die kondig door
elkander gevlogten zyn. Ten dien einde fmee-
ren zy dit Kalbahaar met Oiie, en maaken
’t
• (*) Dantur quidem plurcs fpecies Coraliorum , nigrurti
egregië quandoque refplendens, quale frustum elegans inter
curiofioia rnea asfervo, rubrum extus intus vero nigrum.
Ibid, p X32.
^ léenig óver ’ t Vuür , waai* door het Zig laat vj» ^
buigen, en zulk eéne gedaante geeven als men l x x Il '
Verkiest. Ik heb zodanig een Scepter ö f Tak Hoofd-
van zwart Koraal, die lang is omtrent twee STUK*
en een halven Voet , van onderen byna eeti jgjjgjj*
Vinger dik. Vry Wat boven ’t midden verdeelt
hy zig in twee Takken , die digt dm elkander
geflingerd zyn i loopende dun Uit.
Deeze Koraaltak heeft op eene Verkoóping
alhier > in ’t jaar 1769, gekost omtrent Zesendertig
Guldens.
De Boompjes, die het Zwarte Koraal uitleveren
\ zegt deeze Autheur, zfn fomtydè
v y f , doch meest twee o f drie Voeten hoog
en zeer breed , gemeenlyk met de Takketi
ovér ëëne zyde o f Van elkander a f geilrekt.
Onder Water zyn zy bekleed met eene donker
graauwe en fomtyds paarfche broofcheSchors,
die zig ligt laat afwryven o f met een Mes
affchraapen, en dan wordt het geheele Bdómpjë
pekzWart. De Wortel van hetzelve is een korte
Stomp i die als verdwynt in de witte Koraal',
klippen * waar op zy groeijen , zittende daar
in zo vas t , dat hy ’er mét geen geweld uit
te haaien is , moetènde met Yzers worden los
gebroken \ doch de Amboineezert kappeü veelal
het Boompje, kort boven den Wor te l, flegts
met een Hakmes af. Deszelfs Stam is maar
ëen Handbreed hoog , zelden twee Vingeren
dik, en verdeelt zig in Takken, die van buiten
niet regt , gelyk ändere Koraaieri, rhaäf
Y i bogr
I; DÈJS.L. XVM. StüK,