ïpg B e s c h R y y i n p y 4
VI. malkander, en beflaan de geheele Qppervlak-
LXV Ui te 5 ^ie van onc^eren glad is , en door een
Hoofd- Vergrootglas zig van boven met Poren bezet
stuk. en ruirr vertoont. Wat de manier van Groei-
jing aanbelangt, die fchynt in haar begin Trech-
terswyze te z yn; hebbende hetzelve een kort
Steekje, waar mede het op Klippen, Steenen
en zelfs op Zee-Planten groeit, en van het
welke het zig uitbreidt, wordende allengs gevuld
met dergelyke Blaadjes, zo dat het zig
dikwils als een Roos vertoont. Somtyds fchynt
het ook dooi* eene krinkeling van dergelyke
Blaadjes tot eene Bol- o f Rölagtige geftaJte
famengegroeid te zyn.
In de Middellandfche Zee vondt de Heer
E llis dit Zeè - Gewasje op de gezegde
Trechterswyze manier gegroeid aan Schulpen
en Klippen, dikwils in de gedaante van een
Kelk o f Bierglaasje, maar met den Rand on“
regelmaatig uitgebreid. K y bevondt dat, aan
de boven o f onderzyde, tusfchen de Gaatjes
van het Netwerk, de Oppervlakte doorboord
was met een menigte van kleine Openingen,
ingang geevende tot de Celletjes, waarin de
Diertjes van hetzelve huisvesten. Dergelyk
een zeer klein Zee Gewasje, van de Kust van
Noorwegen, .heeft de Heer P q n t o p p id a n s
afgebeeld.
Het Qostindifche Kant - Koraal, dat R u m-
p h i u s vertoont, heeft eene zeer onregelmaa?
tige Geftalte, en niettemin noemt hyhet ,, een
,, der
DE M I L L E y O R E N, 199
, , der aartigfte Schepzelen van de Zee, niet VI*
„ grooter dan Roozen o f dergelyke Bloemen, Lxvm*
, , ter dikte van gemeen Doek en vol Gaat Hoofd-
,, jes als een klein Netje, met veele Plooijen3TUK*
, , door malkander loopende, gelyk een Bloem
,, o f gevouwen Doekje, Steenagtig van zelf-
„ Handigheid, doch zeer broofch, van onde-
,, ren een Worteltje o f Voetje formeerende ,
„ waar mede het vast zit op andere Steenen” . .
Hy tycelt hetzelve Zee - Netje , in ’t Latyn
Reticulum marinum o f Saxeum, in ’t Maleitfch
Cdrangrede. Het laat zig niet wit bleeken,
maar blyft geelagtig (zegt h y ) , en groeit by
den witten Kraal Heen , moetende daar van
behendig, met een Byltje, worden afgefchek
den, Men vindt het niet veel, en het blyfc
zelden onbefchadigd : want het is uitermaate*.
broofch en teer.
De Graaf Marsigli heeft het Kantko*
raai, dat in de Middellandfche .Zee v a lt, om*
ffcreeks ,het Eiland Riou , uit de diepte van
twintig o f dertig Vademen, onder het Net en
Lintkoraal en andere Komgewasfen , opgehaald,
De grootfte Klompjes o f Bolletjes van
hetzelve waren drie Duimen hoog , en het
verfche Koraal was Vleefchkleur geelagtig,
zq de Heer Pallas aantekent.
Van dit Kant- Koraal vindt men in de mees*
te Kabinetten thans eenige Stukjes, die meer
o f min groot en fraay zyn, doch zelden grooter
dan het myne , ’t welk ik; om dat ’er
N 4 wei