Jaargetyden openbaarden zig deeze Lighaamp*
jes niet, Zyn Ed. nam waar , dat de zelfde
"Steeltjes, na het afvallen dergrooten, kleine
Polypen voortbragten. T egen dien tyd was
het Pypje, aan zyn Top-end, met een rood
Vogt gevuld. Hy beeldt een Pypgewasje van
deezen aart a f, met Polypen van den tweeden
bloey. Dit was by de drie Duimen hoog en
bezet met meer dan tagtig Takjes van Polypen
, wier geftalte naar die van een Papaver»
bloem o f Amaranth geleek- Op den tweeden
Dag begonnen deeze Polypen, den 19 April
van ’ t jaar 1769 door hem van ’t Strand van
Walcheren bekomen , af te vallen, en waren
alle, op den derden Dag, reeds op den Bodem
van het Glas gezakt. Zy konden niet zwemmen
, maar maakten met de Armen een geduu-
rige beweeging Dus hadt zyn Ed. dezelven
nog v y f Dagen levendig gehouden.
In Pypgewasjes van deezen aart, door den
Heer B om m e in Oktober des jaars 1768 ge-
vifcht, die eenen Penagtigen Wortel hadden,
vervolgens in een Glas met Zeewater den Winter
over bewaard, nam zyn Ed. in ’t volgende
Voorjaar een nieuwe uitbotting van Polypen
waar, en dus hadt hy gelegenheid, om naauw-
keurig derzelver manier van groeijing na te
gaan. Hy bevondt, dat zy fómtyds uit den
top der oude Pyp, doch dikwils aan derzelver
zyden voortkwamen. Altoos vertoonde
zig eerst de Bloem o f Polypus, en verder
alallengs
de Steel o f Staart daar van. De Polypus VI.
was beflooten in een Vlies, even als de Vrugc L™XvI*
der Dieren in het Amnion , o f een Bloem in Hoofd-
zyne Kelk ; welk Vlies , als het PeeragtigSTUK-
Lighaam uit de Buis gebooren is, vervolgens
open fcheurt, en uitgang aan den Polypus verleent
, waar van doorgaans eerst de Armen zig
vertoonen. De Polypen zyn Roozekleurig o f
Incarnaat rood, doch derzelver Staarten, die
fomtyds wel de langte van een Duim hebben,
op de Enden der Pypagtige Steeltjes o f aan
derzelver zyden zittende, waren wit, en fta-
ken dus aan merkel yk a f , by de bruinagtig
geele Kleur van de Stee tjes.
Uit die Waarneemingen maakt deeze Heer
het befluit op , dat dit Mosagtig Pypgewas,
aan zyne Ringetjes kenbaar , na eenigen tyd
te hebben gebloeid , de Polypen affchiet en
verdwynen laat ; dan , na negen o f tien Dagen
rustens, wederom nieuwe t'olypen voortbrengende
, ,, welke drie o f vier Dagen tot
,, hunnen vollen bloey noodig hebben, en in
,, dien (laat van bloeijen omtrent een- en-
,, twintig Dagen ftand houden , dan weder
„ afvallen roet gelyke ruste en hervatting van
„ nieuwen bloey , ten minden driemaal in
„ één Somer Saizoen In den Winter bevindt
„ zig de Plant zonder Polypen, welke vroeg
:» in ’t Voorjaar zig op nieuws daar aan
„ openbaaren” .
I i (<9 Pyp