B i M i l l é ï ö r ê k , 177
hoemt, als ook het Elands • Koraal, mët den VI.
Soortnaam van onien Ridder overeenkomen- f x v i l t
d e , eri wat meer van dien aart voorkomt, Hoofo- '
begreepen: 'De Zelfftandigheid , n a am e ly k ;Stuk;
van dit Koraal maakt niet alleen , op zig
ziélf, Bobmagtige en Takkige figuuren, maar
breidt 2ig ook , als een Korst, om de Zee-
Heesters ui t; ja oVertfekt Steenen, Hoorens,
Schulpen, Hout, Glas en andere Lighaamen.
De Heer P a l l as heeft eenige Verfchei-
denhedën daar van opgetékënd, als volgt. 1.
Breede famehvloeijende Stammen, die aan den
Rand}, en doorgaans in de Oppervlakte, ie e f
Takkig en gepalmd zyn ; regt - opftaande o f
.krom, in allerley wondërlyke gedaanten eri
tbt gröote Klompen famengéhoopt, hébbende
de Takjes overal Kegelagtig ftomp. Hief
door zal zyn Ed. het géwoone Suikër-Koraal
o f Water-Koraal bedoelen. 2. Derge-
lyke zelfftandigheid , uit ronde Takken fa-
mengefteld, die aan de Enden Ipits zyn , en
op veelerley manieren , doch luchtig, door
malkander gegroeid. Zodanig hebbed wy ook
uit Weftindie. ' 3. Breede, Waaijeragtige Bladen
, met overldngfe Plooijen gegolfd, eeni-
germaate uitgehoekt , en aan den uiterften
Rand fcherp. Hier moet het Elands-Koraal
bedoeld zyn , dat op dergelyke w y z è , doch
ook wel eenigèrmaate Takkig gro e it, loo-
pende de Bladen in platte Pünten Uit: doch
hetzelve komt in veel grooter Stukken voor
M dan 1« OPEL. XVII. Sxub;4