VI. (p) Madrepore, die enkeld is en geen Steel
LXVII* heeft, langwerpig met verhevene Sterren >
Hoofd*’ die als uit famengehoópte Plaatjes bestuk.
Jlaan; welke hert zyn; het Stuk van OUderen
holrond,
ix, Deeze Kenmerken, uitgenomen de lang*
£ T r*werpigheid, zyn zeertoepasfelyk op dat Zee*
jsreptunus-Gewas , / t welk de Neptunus-Muts geheten
wordt. Het is een groote Soort van Zee-
Kampernoeljes, veel hooger van boven en
holler van onderen , dan de anderen. Men
vindt ’e r , naamelyk , die als een Klok verbeelden,
en zo groot, dat zy bekwaamelyk
tot een Helm o f Kapot kunnen dienen , waar
van z y ook die benaaming gekreegen hebben.
R dmphids zegt, dat menze noemt Mitm
Pohnicce, in ’t Neerduits Poolfche Mutfen ,
o f Gedrummelte Mutfen , om dat zy naar ze*
kere Matroozen Mutfen gelyken , in ’ t Ma-
leitfch Carang Carpoesfa o f Carpoesfa Batu
genaamd.
T o u r n e f o r t heeft een zeer goede A fbeelding
gegeven van dit Zee - Gewas, „ Dee-
„ ze 9
(9 ) Madripora fimplex acaulis oblonga, Steil! convex! conti
glomerata lamellofa , Lamellis abbreviatis: fixbtns concava.
gyst. Nat. XII. Mitta Polontca. Rumph, Amb. VI. p, 248.
T. 88. f. 3. Mitra Nepmni, T ournf. F. Idem. de l'A ca i.
R . des Scienc, de 1700, p,'30. Püeus Neptuni. Se b, Kab.
T, l i l , f. S, PA LI,, Zoöph. lÓQ, Lyst. der Plantd.bl, 353.
„ ze Paddehoel (zegt hy) heeft de hoogte VL
„ van v y f en een half Duim, zynde aan den L y v i j ’
„ Grondheun zeven Duimen breed, van daar Hoofd-*
, , zig allengs verheffende, en eindelyk rondsTUK.
,, uitloopende als een Kalot o f Koupel, die
„ van buiten by Bouquetten gebladerd i s , met
„ Plaatjes als een Haanekam uitgefneeden,
„ vertoonende zig eenigermaate als een Hóófd
„ dat geboren wordt met Schuim bezet. Haar
„ inwendig maakzel is verfchillende. Men
„ vindt ze flaauwtjes gegroefd en doorzaaid
„ met kleine Korreltjes en eenige hompePunt-
„ jes, de langhen niet boven een Linie lang,
, , Verfcheide Zee - Kampernoeljes van derge*
„ lyke Struftuur komen ’er in de Roode Zee
„ en in de Perfiaanfche Inham voor; doch
,, deeze zyn doorgaans zeer klein, en haaien
„ niet by de Neptunus - Muts” ,
’t Is dan vreemd , dat de Heer P a l
de Zee-Mol vóórhelt als de Neptunus -Muts^eg^s‘Iak<
in haar haat van Jongheid, willende zulks daar
uit bewyzen, dat ’er geen kleine Exemplaaren
van deeze laathen in de Kabinetten voorkomen
zouden, en , wanneer zyn Ed. z e g t , da-c
de Ze e -M ol nooit veel langer waargenomen
wordt dan een Span, fpreekt hy Rdmphiüs
tegen, Ik weet w e l , dat zyn Ed; hier de
zogenaamde Steen-Slak (Limax Saxea,) op ’t
oog heeft, welke byna Vingeragtig is ; doch
wie van de Liefhebbers geeft daar den naam
H 4 van