m m m m
fju!
I j 1|| II
t i j
ic6 B E S C H R Y V I N G V A N IK VI. fen. Even ’t zelfde heeft men in de Polypen
IfÉlt! A fdeel. der Zoete Wateren waargenomen.
g É S LX VII,
Hoorn. W y zagen hier voor , hoe de Heer D olÉ
fii STUK. n a T i dit , door zyne Waarneemingen en de
♦ zie Afbeeldingen van het Dier in eene Soort van
1 1 1 1
l l l l f
bladz. 30. Madreporen , bevestigd heeft *. Het gelykt
! naar een Zonnebloem o f Aster, hebbende een
iVEtSVr.
m l
Lighaam, Hoofd, en een menigte van Armen,
waar mede het de Plaatjes vat, die de Sterst
e É g wyze holte der Takkige Madreporen vormen.
9 ppi 1 | Deeze Plaatjes fehieten Straalswyze van den 1 ’ Omtrek naar ’t middelpunt, laatende in *t
MBmM 1 midden een Kanaal van genoegzaame wydte,
IIP# 1 1 1 ' tot den doorgang van het Lighaam des Diers,
dat als een rond Napje, waar in de Kop gehuisvest
is , zig vertoont, De overeenkomst
■ ra J P ril doet ons onderltellen , dat in andere Madreporen
, die uit Plaatjes beftaan met eene ondiepe
o f Ipyna geene holligheid, ook zulk een
f e l Dier huisveste, Een dergëlyk Schepzel, naal
6 a melyk, heeft de Heer E l l i s in de holletjes
|H 1 van een Sterrefteen waargenomen,
i p l
Kenmer- De Heer D o n a t i begrypt niet, hoe meq
ken.. het Dier van deeze ZeerGewasfen een Zee-Netel
heeft kunnen noemen, L i n n .® u s z e g t; het
Dier der Madreporen is een Kwal, ’t Koraal,
e ü voegt hy ’er b y , heeft holligheden, die met Plaatjes
gefternd zyn, Dit maakt, by hem, de Kenm
l merken der Madreporen ui t , en dus kan dit
im Geflagt daar van een menigte Soorten bevatten,
Zy zyn, in ’t algemeen, van eene ligte,
|I • broom
§p%
H mFS
I I I I
p s *
p i p|
S
l
1
)1 y
tZl. mhJÊÉËtMsMMïM
broofche , ze lf Handigheid, gelykende naar VI*
Been o f Steen; geelagtig o f bruin als zy eerst ^ x y n ’
uit Zee komen, maar vervolgens wit worden- Hoofd-
de, De Takkige zyn doorgaans op de Opper-STüK’
vlakte overlangs geftreept, en deeze Streepen
wyzen de Plaatjes daar binnen aan. Men
vindt ’e r , die Boomagtig getakt zyn : men
vindt ’er, die uit evenwy^ige Pypjes beftaan.
Sommigen zyn Tregterswyze uitgehold, fom-
migen p lat, fommigen rond verheven, fom-
migen byna rond, gelyk de Herfen- en Ster*
refteenen, enz.
Deeze yerfcheidenheid der Madreporen heeft Soorten,
aanleiding gegeven , om dezelven in drie Af-
deelingen te ichiften. De eerste bevat de
genen die enkeld , de tweede de genen die
famengefteld voorkomen , de derde de genen
die als uit verfcheiee Lighaamen beftaan ,
welke Bondels- o f Taksvvyze fam en gegroeid
2yn. Van de eersten geeft onze Ridder a gt ,
van de anderen tien , en van de laatften zeventien
Soorten op ; des het getal dejr Soorten
vyfendertig is in dit Geflagt.
I. Enkelde, met niet meer dan eene Ster,
hebbende haar YMadrepom
U p - Verruc*.
(5) Madrepore, die enkeld is t
* ris .
(s) Ma'drepora fimplex, Stella 'orbiculari plaimrscula fesfili, Wrattige.
piScoCylindris fiosculofo; Limbo radiaro, Syfl. Nat. XII, Gen.
337. Sp. i. Fungus marimis. G l n ft N N. ^idr. 10. T* 4,
f. ip. PAUL. Zo'ópb. 164, Lyft der Plantd, bl, 348,
I DEEL, XVII. STUK.