VI* „ zyn ( * ) , en, indien wy deeze kleine Buis*
Lxxi, m jes vervolgen tot aan haare gefternde Ope*
Hoofd- , , ningen in de Oppervlakte, zullen wy klaar
STUK* , , ontdekken, dat zy de roode Schulpagtige
Kêrilu M bekleedzels zyn van zekere Zee-Polypen,
, , welken zig dus overend geheven en ge*
,, fchikt hebben in deeze merkwaardige Plant-
„ aartige Geftalte” , Dan verhaald hebbende,
hoe de jonge Polypen, naar zyneonderftelling,
in dit Koraal, zo wel als in andere Zee-Ge*
wasfen, van den Wortel al verder en verder
opwaards kruipende, en haar Schulpagtig
bekleedzel agterlaatende, den Stam en Takken
formeeren , zo vervolgt hy dus* ,, Het on-
„ derfcheidend Kenmerk van dit Roode Ko-
„ raai, na het befchouwen van deszelfs Buis-
, , agtige Struftuur , zyn de Knobbelige Leed-
„ je s , uit welken het beftaat, die zig duide-
„ ly k e r , en op een verderen afftand van el*
„ kander, in de kleine Takken dan in de
„ groote vertoonen , en digt by den Wortel,
,, aan den Stam , naauwlyks meer knobbelig
„ zyn. Uit deeze Knobbels komen de zyd-
„ Takken voort , welke, onder het opgroei-
,, jen, zig dikwils weder met den Stam o f
met andere Takken vereenigen, en dus een
foort
(*) Ongelyk menigvuldig«:, nogthans , en digter aan el*
kander, zyn de Openingen van deeze Buisjes in de door-
Ihyding van een Tak van dit Koraal , by H door hem ingebeeld',
dan ik die in het royne bevind.
foort van Netwerk maaken, gelyk wy in de VU
, T .. A fdeel» „ Z e e -Waaijers waarneemep. LXXi;
„ De Oppervlakte van dit Koraal, wanneer Hoofd*.
„ het verfGh is , wordt bedekt gevonden metSTUK*
„ e e n e Meelagtige wryfbaare Stoffe , geel jg j j jp
„ van Kleur, niet ongelyk aan die van het
,, Bloedkoraal, maar meer gevuld met kleine
3, verhevene gefternde Celletjes , wier figuur
„ men toefchryven moet aan de Sterswyze
,, plaatzing van de Armen der Polypen. Deeze
,3 wryfbaare Stoffe weg doende , neemen wy
, , waar, dat de Polypen van deeze Celletjes
,, gemeenfchap hebben gehad met eene kleine
„ holligheid, opening o f doorgang in eene der
,, Buizen, die onmiddelyk daar onder gelegen
3, zyn. Deeze* menigvuldige tusfchenkomst
der Openingen van de kleine Buisjes o f der-
,, zelver Takmaakiqgen, tusfchen de zyden
„ van de grooteren, doet de laatften zig on- ~
3, regelmaatiger, en niet zo evenwydig als in
3, het waare Roode Koraal, vertoonen; daar
,, wy minder Sterren, en, ter plaatfe waar de-
„ zelven zyn , altqos eene verandering in de
loqp der Buisjes befpeuren.’ ’ Deeze Meelagtige
wryfbaare Stoffe merkt hy aan als een zo
noodzaaklyk bekleedzel voor het welzyn der
Polypen van dit Koraal, als het Haair en de
Wol voor de Beesten, de Veders en ’C
Dons voor de Vogelen , de Schubben en ’t
Slym voor de Visfchen.
„ Hetzelve door ’t Mikroskoop onderzoe-
5j kenï,
kvii.;stu5 ,