VI. KoraUynen, by uitmuntendheid, aan de Serfu-
^ larice , en laatende de Confervce, van het Ryk
Hoofd
StUK.
der Dieren uitgeroonfterd, den naam behouden
van Zeemosfen.
Men was thans zo ver gevorderd. De ge-
heele Wereld erkende, dat de Zee-Gewasfeiï
niet behoorden tot de Planten , maar tot de
Plantdieren, en, fchoon fommigen de manier
o f den trap van deze vereeniging al zo min,
als die van Lighaam en Ziel , begrypelyk
oordeelden ; fehoon ver de meesten veel ge-
reeder toeftemden, dat de Zee • Gewasfeö
Wooningen of Bekleedzels, dan dat zy de
Huid of Schaal van Diertjes, en dus een gedeelte
van derzelver Lighaam waren; weidt
doch bet Dierlyke, by het Plantaartige gevoegd
, daar in begreepen plaats te ^hebben.
De meeste Liefhebbers onderwierpen zrg aan
de overeenftemmende Ondervindingen‘van de
gedagte Onderzoekers der Natuur: wanneer
men onverwagts, uit het midden van Duitfeh-
land, een Hercules zag opdaagen, die het nieu«
we Gebouw, door zo flerke Pylaaren onder*»
fchraagd, eensklaps meende onder de voet te
werpen.
jKuixïRs Ik heb hier de Bedenkingen op *t Oog, die
cenTte'gende Heer M u l l e r , Hoogleer aar in de Phi-
Ss Dierlyke i0f0phie en Natuurlyke Historie te Erlangen,
latuur der c _• ; j. . r ,
zee-Ge- onlangs, noopens den Dierlyken oirfprong der
wederiegd. Zee - Gewasfen , aan ’t licht gegeven heeft.
De fcgandere Heer B oddae rt heeft dezel*
D E R Z Ê E - G E W A S S Ï N , 6f
delven zo uitvoerig beantwoord, dat meii VI.
naauwlyks vreezen kan , dat zy eenige Lief-
hebbers van de hedendaagfche Kennis der Na* Hoofd-
fcuur in twyfeling zullen brengen (*). Ik stuk.
z al ; dewyl het Vertoog van zyn Ed. in ’t
Nederdüitfch gefchreeven, Zo wel als de Bedenkingen
van gedagten Hoogleeraar , in ieders
handen zyn, geen Üittrekzel daar vah geeven*
Het behoort, nógthans, tot den aart van dee-
ze Inleiding , die ik over de Zee-Gewasfen
fchryf, een weinig ftil te haan op het voor-
haamfte Punt van ’s Mans Vertoog, zynde dé
Spil, daar *t al op draait, d
De Heer M u l l e r z é g t, bladz,. 27 vaö
de Nederduitfche Vertaaling: de jongfle Dier-
befchryvers Zeggen dan wel, dat die Lighadmpjes
Polypen zyn , maar zy bewyzen het niet: zy
geeven bok nergens gegronde redenen voor hünne
Gevoelens. Ik kies deeze Plaats te meer uit,
Om dat, indien het tegendeel van zyn gezegde
komt teblyken, alsdan aan zyne Bedenkingen
de geheele grondflag ontrukt wordt. Door dé
jongfte Dierbefchryvers vefftaat zyn Ed., ze-
kerlyk, de hedendaagföhen of die van deeze
Eeuw, te vooren van my aangehaaid * haa*
melyk P E y s so n e l ,R e a um u r , Jus s i e u*
D o n a t i , E l l i s 5 B ast-e r , Pa l l a s ,
L in-
(*) Brief dn P. ilODÖAEkï, Med. Doktör &c.
èan den Schryvef der Bedenkingen over den Dierlykfn Oiiï
fprong der Koraalgevjcsfen , enz. Utrecht, 1771« Onave».
E 2