A fdeel woonen * nader in grootte overeenflemmen.
Lxxvni*. fchynt waar te zyn , doch is nog niet
Hoofd- beweezen. In veelen heeft zekerlyk een
tuk. voortgang der Wormen plaats, die het onder-
ite End, te vooren door hun bewoond, ledig
laaten. Op gelyke manier, nu , verklaart
E l l i s , byna , de groeijing der Zee - Heefte-
ren. De tegenwerping , dat de Stammetjes
dus niet dikker dan de Takjes moeiten zyn,
betreft de Korallynen niet , ten minfte niet
,. z!e algemeen *. Biadz, 50.
Een nader denkbeeld echter , t welk de
Korallynen eigentlyk tot Plantdieren o f Dierplanten
maakt, is dat zy een Dierlyk Merg
hebben , door de geheele zelfltandigheid ver-
fpreid, geevende de Polypen uit. Dus verklaart
de Heer B a s t e r , om Handig, de
Groeijing van deeze Schepzelen en tevens der-
t Biadz. zelver Natuur f ^ waar in hem de Heer P a l -
4.Biadz. l a s is nagevolgd-t. Inderdaad, wanneer dit
ss' Gevoelen niet op enkele Onderllelling rus t,
dan is het zeer aanneemelyk.
Kenmer- Onze Ridder drukt zig , aangaande de Natuur
der Korallynen , aldus uit. „ Z y zyn ,
„ gelyk veele dergelyken, op de manier der
„ Planten geworteld , en hebben Worteltjes
, , buiten zig verfpreid, hoewel haar bezielde
„ Bloemen een beweeging , die haar van de
,$ Winden niet medegedeeld wordt, door een
,, vrywillige pooging volbrengen, zynde vol-
„ ftrekt Diertjes. Het Gewas zit ergens op
vast
„ gegroeid ; het is naakt , Vezelagtig en be-
Haat uit Leedjes, die ééne Bloem uitgee-LXXVIII,
„ ven, welke een Polypus is.
De Heer P a ll a s heeft die Korallynen
welke geheel uit Celletjes , Hokjes of Zaad g-heiaing.
huisjes Tchynen te beftaan, van de anderen
afgezonderd , onder den naam van Cellulanx.
Zyn Ed. beroept z ig , als ft ware, op ’t voorbeeld
van E l l i s; doch die Heer hadt derge-
lyke Zee*Gewasfen, zelfs de Koraalmosfen,
allemaal Coralline genoemd, en dezelven flegts
door byvoeging van de Kenmerken onder*
fcheiden , geevende den naam van Corallim
Cellifera aan de Cellulariën « en gebruikende
het woord Sertularia, niet. Onze Ridder
maakt in dit Geflagt twee afdeelingen, waar
van de eerfte alleenlyk de Blaas - Korallynen;
de andere de Celdraagende o f die geheel uit
Celletjes famengefteld zyn, bevat.
De Blaas-Korallynen worden dus genoemdffiw-p»-
wegens zekere aanmerkelyke Knopjes, veel
grooter en Blaasagtiger dan de Tandjes, welke
het Gewas famenftellen , en niet in een
geregelde orde, tegenover elkander o f beurt-
lings , dat men overhoeks kan noemen, maar
hier en daar aan de Steeltjes verfpreid ,
voorkomende. Het gebruik van deeze Blaasjes
was onzeker. Sommigen meenden dat^zy
llegts dienden om tedere Takjes der Ivo-
rallynen in 9fe Water op te houden of te
onderfteunen, gelyk de Lugtblaasjes in de
Vis-
I. DEEL. XVII. STUK,