414 B e s c h r y v i n ö v a k
Afdekl ^ e e -V y g by den Heer J ul i aans gëté-
LXXIII.kend (*) i 20 volmaakt gelykt, dat men zig
H oofd verwonderen moet. ËL l i s zegt dat dit voort-
stu k . brengzel der Zee donker Olyt'kleurig is i van
& tmPys* eene Vleezige zelfftandigheid, welke* als het
geopend wordt, een zeer onaangenaame Reuk
üitgeefr. Dan Vondt h y , door het Mikros-
ko op, hoe dezelve beftond uit een menigte
van geelagtige Zakjee , die van het midden
zig naar den Omtrek uitftrekten , hebbende in
de Oppervlakte aan ’t End een Sterretje met
zes Straalen, naar een Polypus gelykendei
Door t midden van deeze Zakjes liep een
Buisje, Z y waren geelagrig en vol van een
helder Lytnerig Vogn By een naauwkeurig
onderzoek vondt hy in dit Buisje verfchddé
regelmaiatige Lighaampjes , als Schulpjes, op
elkander geflapeld ; zonder te weeten o f de-
zelven het Voedzel waren dan de Eijeren
van het Dien
De Heer P a l l a s getuigt , deeze Zee-
V y g nooit gezien te hebben: Li,\ nasus
Vpyst het zelfde met een Kruisje aan. Ik heb
In Liqueur een Zee Gewas, ten min fie eert
Voörtbrengzel der Zee * het welke naauwlyks
Iets anders fchynt te kunnen zyn. Dit komt
Van onze Kustem
CO Ai-
. ^ z ’e XI' fig* 3, in Het Aanhangfcl behooienie teS
de Lyst der PIttntdieretïi