■ yi. Huisjes van Steen te bouwen. Hy fchynt niet
A fdeel, gelet te hebben op het verfehillend Element,
LXV. daar z y met Bouwftoffen van dien aart om*
STUK# nngd zyn , die van ze lf zig aanzetten tot
eene Buisagtige figuur, gelyk in de Wormhuisjes
blykt. Ook heeft h y , zo ’t fchynt,
niet gedagt op de kragt der Slymerige Zee-
Houtwormen; der Wormen die Steenen uit-
knaagen, ja die zelfs Gaten booren in de
zelfstandigheid van ’t Roode Koraal. Veele
anderen der bedenkingen van den Heer P a r -
sons vervallen van z e lf , en, wanneer hy op
ft laatst zegt, dat hy alles, wat de Gedaante
en het Kenmerk van Plantgewasfen heeft,
voor zodanig wil houden; zo moet ik aan-
merken : dat niemand zyn Ed. dit betwisten
z a l; maar vraagen, o f hy dan in de Steenag-
tige Zee - Gewasfen, gelyk de Madreporen eri
Milleporen , de Gedaante en Kenmerken van
Planten vindt? Hebben zy Wortels, Bladen,
Bloemen o f Zaad? Hy zal z e , mooglyk, met
de Zwammen en Paddeftoelen vergelyken ;
doch die hebben altoos een Grond, waar uit
z y Voedzel trekken. Waar ziet men Plantgewasfen
van Steen ? In het Koraal, de Zee-
Heesters en Korallynen, wordt geen enkele
bouwing door Dieren, maar een Plantaartige
groeijing met een Dierlyk Leven onderfteld,
door de genen die dezelven van het Ryk der
Planten uitmonfteren onder den naam van
Plantdieren. De
De groot fte hervorming der Natuurlyke VI.
Historie , in dit opzigt, moét aan den Engel- lxyt
fchen Heer E l l i s worden toegefchreeven. hoofd’-
Deeze leid zig kort daarna toe op het on-«tuk.
derzoek der Zee-Gewasfen. In ’ t jaar 1753,l vDkce nDJi*ci>
ftelde hy aan de Koninglyke Sociëteit een tuur der
Soort van Korallyn voor , die van binnen ge-doofden”
heel gevuld was met zekere Schaalagtige Lig- Heer e l.
i-1 s behaampjes,
naar Slakhoorentjes gelykende, wel- Vesdgd.
ker aangroeijing hy waargenomen hadt , en
geloofde toen, dat veele Conchyliën uit groo-
ter en kleiner Zee-Gewasfen haarenoorfprong
hadden ( * ) . Vervolgens toonde h y , in ’ t
j :iar 1754, hoe het zogenaamde Haring-Graat
Korallyn (f_) , dat geduurende den Winter
zeer gemeen is op de Oesters aan de Kust
van Groot Britannie , geheel uit Buisjes fa-
mengefteld is , inzonderheid de Vezelen van
deszelfs W o r te l, en befluit daar uit de Pyp-
agtige Struftuur, niet alleen van eenigen der
Koraalen en Korallynen, maar ook van de
Zeeheesters (Keratophyta): „ met dit ver-
„ fchil alleen, dat de Pypjes van het Haring-
„ Graat Korallyn van een Spongieuze Veer-
„ krag*
(*) PhiU TrenfitB. Vol, XLVIII. Part. I, p. H5. Dit
Vertoog is vertaald, met de Afbeeldingen, in de Uitgtzogtt
Verhandelingen. I. D» bl. 18 , geplaatst.
(f) Fruticulus Marinus , Caulicidis crasfïusculis teretibus
rigidis, Pennatis. RAJ. Angl. III. p. 35, N. is, Sertularia
Halecina. L t N N. Gen, 347« Sp, *.
C 3