VI.
A fd e e l .
LXXI.
H oofd*
stuk.
Konings•
Kwaal,
,, de graauwe Schors tfiurw worde, die mefi
, , dan ligt daar af wryven o f met een Bor-
3, fleltje affchuuren kan. De Stam en on-
„ derfte Takken hebben reeds onder Water
„ deeze Korst verlooren, maar groei jen van
, , onderen op met een andere Kalkagtige
„ die ’er vaster aanhangt, en niet daii met
55 fchraapen a f te krygen is. Het Ichoon
,, gemaakte Boompje is van onderen ligt
,, graauw, daar fomtyds wat blaauws, fbm-
5, tyds wat geels onder fpeelt* de bovenlid
,, Takken zyn zuiver wit: van binnen is bet
, , uit den witten Yskleurig, met een klein
?> wit Hartje, als een Bezemrysje, daar men
,5 twee o f drie rollen ziet omleggen , allen
5, van eene Steenharde en digte zelfftandig-
5, heid, die zig op een Steen fyn laat wry-
„ ven” .
Om dit te onderzoeken, heb ik een Steen*
agtig Leedje, van ruim een half Duim dikte,
dwars doorgezaagd, en bevind de zelfïtandig*
heid volkomen egaal, zonder eenig blyk van
Ringen o f Hart , maar het dunnere Hoornag-
tige Leedje, daar aan zittende, ook door gezaagd
, anderhalf Kwartier Duims dik , be-
llaat uit twee o f drie Hoornige Ringen, en
heeft een SteenigHartje, Yskleurig,een agcfle
Duims , o f daar omtrent , in middellyn. Dit
Hartje heeft, ’t gene aanmerkelyk is, derge-
lyke ingroevingen, als de Steenige Leedjes
van buiten hebben. Zou derhalve die Hoornïtiige
Zelfftandigheid ook alleenlyk als een VI.
Schors om de dunne Leedjes gegroeid z y n , l x x iT
o f zou z y een overblyfzel zyn van deSchors,HooFD-
daar R d m p h iu s van fpreekt? Hoe kunnenSTUK*
de Takjes van het Konings - Koraal, die by
ons z o : broofch zyn en zo ligt by die Leedjes
af breeken, wanneer menze maar onvoor-
zigtig aanraakt, in Oostindie dat afwryven en
afborftelen van de Schors uitftaan ? Buiten
twyfel zyn zy , verfch uit de Zee gehaald,
veel taaijer; doch het onderfcheid van Iterkte
fchynt wat groot.
Myn gedagten z yn, dat deeze Schors, die
wy aan de dunne Leedjes vinden zitten,
dient om de Takken van dit Zee-Gewas
buigzaam te maaken, zo lang het zig in de
Zee bevindt. Dit zal iemand ligt toeftaan , die
opgemerkt heeft, hoe de zeer dunne Takjes,
aan onze Konings - Koraal Boompjes, door
middel van die Leedjes nog buigzaam zyn.
Niettemin is de langte der zwartagtige Leedjes,
in dezelven,naauwlyks noemenswaardig, wanneer
menze met die der witte Leedjes ver-
gelykt, welke, zelfs in Takken van dikte als
een Schryfpen, fomtyds , nog wel zesmaal
zo lang, maar in dikkere Takken dikwils korter
zyn dan de zwarte Leedjes. In anderen
evenwel heeft regt het tegendeel plaats, ge-
lyk dit blykt uit de Afbeelding van het Ge was,
uit myne Verzameling , in Fig, 1 , Plaat
C X X X I ,' vertoond. 1 11 «<