5&8
VI. kander, J'pits en omgekromd: de Eijernes-
JuFD£ËL* r i “
lxxviii. ten PmtiS Eyrond; de Takken hier en daar
H oofd- verfpreid.
STUK.
riaat De Afbeelding, welke de Heer E l l i s bv
r,&. j vergrooting van deeze Soort g e e ft , is zo
fraay en wel gefchikt om het aartige Sa-
menltel der Zee - Gewasfen van dit Geflagt
en de byzonderheid der Blaas-Korallynen aan
te toonen , dat ik niet heb kunnen nalaaten
dezelve over te neemen. In Fig. 3 , Plaat
CXXXV II. wordt derhalve dit Zee-Gewasje,
met zyne Blaasjes o f Eijernesten , en met
zyne Polypen, die met het Vleezige o f Dier-
lyke Merg van den Stam en Takken gemeen-
fchap hebben, ten duidelykfte vertoond. Het
was in Fig. 2 , op onze naastvoorgaande
Plaat, in zyne Natuurlyke grootte, zo als het,
op een Blaadje Zee-Ruy kruipende, zig in
myne Verzameling bevindt, reeds voorgefleld.
Dit is de reden , dat E l l i s hetzelve Sea-
Oak Coralline genoemd heeft: want de Engel-
fchen geeven aan die Soort van Fucus den
naam van Ze e -Ei k , naar den Latynfchen
naam, Quercus Marina. Dus kan deeze Ko-
rallyn niet dan zeer oneigen, op zig ze lf,
Zee-Eike getyteld 'worden. Ook is het zeker,
dat menze bovendien op veelerley andere
Soorten van Z e e -R u y (Fucus) , als ook
op het Zee - Kroos en zelfs op de Kaapfe
Zee-Planten , Fucus verjicolor genaamd, aantreft
;
treft; hoewel zy op deeze laatfte de Eijer- VI.
nellen, zo de Heer P a l l a s aanmerkt, groo-
ter en ronder, de Kelkjes fpitfer heeft. Hoofd-
De Heer R e a o m ü r m zyn V ertoog over stuk.
de Bloemen en Zaaden van het Zee Ruy, en
andere Waarneemingen omtrent deeze en der-
gelyke Zee-Planten, ook agt geevende op dit
Bygewasje, dat aan dezelven g ro e it, nam de
zogenaamde Zaadhuisjes van hetzelve waar ,
doch kon ’er niets in vinden dat naar Zaad
geleek. De Heer P a l l a s , in tegendeel,
verhaalt, dathype Harwich deszelfsEijernest
uitermaate vol Eytjes heeft gevonden. Daar
van vind ik by den Heer E l l i s niets gemeld.
P a l l a s zegt dit ook niet, offchoon de Heer
B o b d a e r t *er zulks van gemaakt heeft. E ll
i s beeldt flegts Folypen in deeze Blaasjes
af en fpreekt daar van, in de befchryving,
aldus.
„ Deeze kleine kruipende Korallynontfpringt
,, hier en daar van Draadagtig dunne Buisjes,
„ die langs de oppervlakte van de breedblade-
,, rige getande Zee - Eik Fucus loopen. Men
,, vindt deeze in groote menigte op den Zee-
„ Oever by Sheernefs i n ’t Eiland Sheppey,
„ [aan den Mond van de Theems.] De zelf-
,, de Korallyn komt fomtyds op het Peuldraa-
, , gende Zee-Ruy voor. De Tandjes zyn aan
„ de Openingen (lomp , en by paaren regc te-
„ genover elkander geplaatst. Ieder Paar fchynt
„ in het naafle als gewricht te zyn. De Blaas-
L 1 „ jes