VI. Takken, tot aan de Enden toe , uitfpreick,
LXX1IL ^ et komt uit de indifche Zee.
H oofd** Dergelyke gaapende Enden neemt men in
stuk. fommige Takken waar, van zeker Oostindifch
pypagtige. Zee -Gewas, door R u m p h i ü s befchreeven,
h e cw e lk e aan de Zuidzyde van Amboina voor»
komt, aldaar Hmlapia genaamd. Die Autheur
telt hetzelve onder de Bastaard - Accarbaaren;
alzo het wel dik van Takken en groot van
Gewas i s , maar gantfch Spongieus, des men
het met een Mes kan doorfnyden; ja gedroogd
zyode zobroofch, dat men het naauwlyks kan
behandelen, zonder dat het breekt. Van buiten
is het met een roode Huid bekleed, die
*er ligt afgaat, van binnen doorgaans graauw,
en op de Enden heeft het kléine afvallende
Bolletjes , dat de Eytjes zullen zyn der Poly-
pen. Het groeit in de openbaare Z ee , wordende
op zestien Vademen diepte met de
Bobbers opgehuald ( * ) .
vi. ( 6) Alcyonie , dis rondagtig is en Vlokkige
AUyonium heb*
Schlos/eri. , ,
Vlcelch > Kruidb, agtige, x VI, D. bladz. az2. Naar dit Gewas
fchyht die Zee - Boom, waar van de Heer Pontoppidans #
uit de Zee van Noorwegen, een Twyg gekreegen hadt, van
7 Duimen over ’t kruis, of aan de eene zyde, dik, te gely»
ken. Dezelve was van binnen voos, wit en hadt van buiten
een vleelchkleurige Schors. Zie Nat. Hist. van Koorv). I.
D. bi. 273*
(6j Alcyonium fubtotundum Stupofum, Stellis radio pertu*
Cs, Syst, Nat, XIl- SCHLoSs, Phil. Tranfaft. Vol. XLIX.
p, 451. T. 14. B O HL AC. Cornub. 254. T, 25» f. 1,2. Al»
cyonium Schlosferi Pa l l . 'Zo'óph, 208, Schlosfêts Zeeschuim,
L'jtt der Flantd, bladz. 440,
hebbende Sterren met doorboorde Straa- VI.
Afdeei»
len. LXXI1L
H oofd-
Dewyl deeze Alcyonie . Korstagtig om ver- stu k .
fcheide Zee - Planten , en op Wierblaadjes vkifih-
leggende gevonden i s , zo moet L i n n s ü s *s
zig vergist hebben, met haar rondagtig te
noemen. Ten anderen is ook de benaaming
van Vlokkig o f Vezelagtig ( Stupofum) hier
niet eigen ; dewyl dezelve zig door haare
Vleefchagtigheid van anderen onderfcheidt. Hy
noemtze, in navolging van P a l l a s , Schlos-
fers Alcyonie, om dat wylen de beroemde Geneesheer
A l b e r t u s S c h l o s s e r , die een
fchoon Kabinet van Natuurlyke Zaaken verzameld
hadt, dit Zee- Gewas allereerst ontdekt
heeft, geevende de Afbeelding van hetze
lv e, in de Verhandelingen der Koninglyke
Sociëteit van Londen , op ’t jaar 1736, met
keurlyke Afbeeldingen, aan -t licht.
’ t Geval heeft, gelyk meermaalen , een
groot aandeel in deeze Ontdekking. De Dokter
hadt Visfchers gehuurd, om in een Haven
( * ) , voor hem, het kleine Engelfchc
Ko-
(*) P a l l a s zegt , dat Sc h l o Sser dit Zee-Gewas
in de Haven vatj Fahnouth gevonden heeft. In de Tranfactiën
vind ik den nnam det Haven niet, maar by de Afbeelding
ftait , dat hetzelve gevonden is in Zee, by Kaap Le.
zard. De Haven van Fahnouth , gemeenlyk Vaalmuijen ge*
naamd , legt niet vet van deez» Kaap , aan dc Kust van
CornwaU.
I, De e l , XVII. «Stuk.