a3ö B e s c h r y v i n c v an
VI. zonder eenige Leedjes. In dikte en k leu r
Al x x Ï“ heCfC meer beftendiSheid Plaats* De Steen-
H oofd- agcige Leedjes zyn altoos veel dikker dan de
stuk. anderen, die zwart o f zwartagtig bruin zyn,
Konings. en de Steenagtige zien uit den witten geelag-
Koraai, tig o f Afchgraauw. Beiden zyn zy overlangs;
de zwarte doorgaans fyner en de witten
dieper, gegroefd.
De zwarte Leedjes, op de famenvoeging,
als zy van de witten afgefcheiden z y n ,
naauwkeurig befchouwende, zo word ik ge*
waar, dat zy in ’t middetf, ter halver dikte
o f daar omtrent , een Steenagtig Merg hebben
; daar hec Hoornagtjge als een Schors
rondom aangevoegd zit. Dit Steenagtige zal
gemeenfchap geeven aan de Leedjes onder elkander.
. Buiten dien heeft dit Koraal nog een
dikke Schors, die men fomtyds, in gedroogde
Stukken, nog daar aan ten deele waarneemt,
zynde byna van eene Kurkagtige natuur, en
vol Gaatjes, zo overlangs als overdwars, die
dezelve Spongieus maaken , en mooglyk g e diend
hebben tot huisvesting van JPolypen o f
dergelyke Diertjes. Deeze Schors drukt de
gedaante der Takken uit, eu maakt de Enden
Homp, zegt de Heer P a l l a s , die dezelve
aan een droog Exemplaar heeft waargenomen.
Gemeene LJit het voorgaande blykt genoegzaam, dat
ofstmci. het Konings-Koraal een Boom- of HeeKer-
agtig Zee* Gewas zy. Rumphius merkt het
Witte
Witte Kalbahaar als het Derde Geflagt van de VI.
Indiaanfche Koraalboompjes aan , en verdeelt
hetzelve in twee Hoofdfoorten, met Leedjes Hoofd *
o f zonder Leedjes. Deeze laatKe Soort ver- stuk.
Haat hy het Witte Koraal der Apotheeken
door, en dus komt dat hier niet in aanmerking.
Van ’t gene Leedjes heeft maakt hy
wederom eene Strand- en eene Zee-Soort, De
eerfte o f gemeene , zegt h y , is een Boompje
van anderhalf o f twee Voeten hoog, met
veele kromme Takken opfchietende , die
door dwars-Takken aan malkander gevoegd
zyn. Het heeft doorgaans geen overend Kaande,
maar een overzyde leggende Stam, en de
Takken groeijen onregelmaatig door malkander
: evenwel komen ’er ook fraaije Boompjes
van voor. Van buiten is dit Koraal met een
dikke, graauwe en Spongieuze Schors bekleed
, welke maakt, dat de Boompjes em
Takken, onder Water, zig vertoonen als een
Bos Biezen , zegt R um p h iu s , ’t welk met
den Stroom heen en weder flingert. „ Dit
„ heeft onervarenen doen oordeelen, dat alle
„ Koraalboompjes, in Zee nog Kaande, Kruid -
,, agtig zyn , en de Steenhardheid eerst in de
„ Lugt verkrygen. Egter Kaa ik toe , gelyk
„ meermaals gezegd heb, dat z y onder Wa-
„ ter buigzaamer zyn.
„ De verfch uitgehaalde Boompjes, nu
„ (vervolgt die Autheur ,) moet men een
„ Maand in Regen en Wind leggen, op dat
de