V i . een andere ’J'homas daar van overtuigd te
Afpeel. worden.
H oofd* Maar, indien de beweging van die Lighaamp-
stuk» jes zo kenbaar ware, zou M a r s i o l i die onge-
twyfeld gezien en daar van gewag gemaakt heb?
ben , zegt de Hoqgleeraar bl. a6. Deeze bedenking
is byna te laf, om beantwoord te worden.
De Graaf was de eerfte , die iets aan
het Koraal ontdekte , dat naar Bloemen geleek.
Hy was met deeze Ontdekking zeer
verheerlykt, In zyn tyd droomde men nog
niet van zulke Diertjes, als de Polypen zyn.
P ey ssonj ï l , die ze eerst ook voor Bloemen
hadt aangezien , wordt 'er Leven in gewaar.
Alle andere Waarneemers, na hem, erkennen *t
Zelfde. De geheele Wereld neemtze voor
lcevende Diertjes aan. Zal men dan het bloo?
te Gezigt, van een eerilen minder kundigen
Waarneemer, durven inbrengen tegen denaauw-
keurige en honderdmaal herhaalde befchouwin-
gen van zo veele anderen, ten opzigt van de
Zee - Gewasfen in "t algemeen?
Van niet meer waarde is de tegenwerping,
dat de Heeren P al la s en E l l i s tegen elt
kander ftryilen, aangaande de natuur der Ko-
raalmosfen (Corallince). Waarom den Heer
B a ster hier niet in 't Spel gebragt, tusfchen
wien en E l l i s eigentlyk de. ftryd over dit
Punt is geweest ? En , welk een Punt j daar
ZY beiden de Korallynen ( Sermlarice) voor
Planc-
Plantdieren houden P Daar de Koraalmosfen VI.
door den Heer P a l l a s alleenlyk als een
by voegzel, op ?t end van zyne Lyst der hoofd.
Plantdieren, ten tooneele gevoerd zyn? V e r - s t u k »
klaart dan de Heer M u l l e r dezelven voor
enkele Plantgewasfqn, zonder eenig Dierlyk
Leven (*)?
Daar wordt altoos iets onderjleld dat niet be-
weezen is , zegt elders de Hoogleeraar, wanneer
men Plantdieren uitdenkt. Dat is te zeggen
, die famenvoeging van een Plantaartige en
Dierlykebeftaanlykheid, ineen zelfdeSchepzel,
fs nog niet beweezen. Zo men inbrengt, dat
de Natuur geen fprongen maakt , maar dac
’er als een onafgebroken Schakel is van opklimming
of nederdaaling in de Schepzelen: zo
vraagt h y , wat dan de middelftaat is, tusfchen
dien van Lighaam en Geest ? Hier op mogen
wy vraagen ; is de Geest dan ook een Schep.
zei ? Zyn niet de Engelen hier een middelilag
van Wezens ? Hebben onder dezelven ook
geen trappen plaats van heerlykheid?
Maar, zyn Ed, zou mooglyk nog wel de
!U“
(*) Men moet in agt neemen, dat, ten deezen opzigte,
in ’t Vertaalde Vertoog van den Heer M u l l e r ’t woord
Koranl^givuufm gebruikt is , in navolging van den Heer
BoDDAEKT: || welk minder kundigen zou kunnen mi*,
leiden, denkende dat El l i s en P a l l a s zulk een
Gefchil hadden over de Koraal - Gewasfen of Zee * Gewasfen
in ’t algemeen.