Y l ï
^.FDEEL
LXXV
H oofd
STUK*
I.
Fluflra,
Feliacea.
B'aderig
Korst
was.
Plaat
CXXXVI,
FiS. i.
B e s g h r ï v i n g v a n
flerd , en ’er thans twee Hoofdverdeelingen iq
gebragt, waar van de eene die bevat, welke
wederzyds . de andere de zodanigen die maar
aan de eene zyde Poreus zyn. Drie Soorten
tekent hy van de eerften, drie van de laatfteq
aan»
( i ) Korstgewas, dat Bladerig getakt is., d§.
Enden Beitelswys’ afgerond hebbende*
De Kruidkundige Autheuren hebben zig deeze
Soort, zonder eenig bedenken, toege-eigend,
B a u h i n ü s hadt het breed - gehoornd Zee-
Wier, met Gaatjes, getyteld. T ourn-e f o r t
brengt het in zyn Geflagt van fitetq' t’huis?
onder den naam van R a y , die het genoemd
hadt Zee-Riiy) welk door zyn Geweefzel een
Linnen o f Zyden Stoffe nabootst. M oi u son
noemt het Zee- Mos, dat r uy w en witagtig is ,
gelykende naar eene Zyden Stoffe. Hy geeft
’ er een Afbeelding van , zo wel als T o u r -
NEfOR T en E l l i s . Deeze |aatffe ftelt
het
( i) Plu ft ra Foliacea rair.ofa , laciniis Cuneiformibus rotun*
datis. Faun Suec, 2231. Miliepora Membranacea , &c. Hort,
Cliff, 480. Efchara foliacea ■ &c. El l i s Corall. 70, N. 2.
T. 29 , A. Porus Cervinus. IiAUH. Pin, 3157. Alga Marina
platyceratos porpfa Eauh, IlUt. III, p 799, Muscus
rinus &c. MoRi soN- Hist. III. p. 646, T, 8. f» 16,
Fucus Telam Lineam Sericeamve texturi fuä aemulans, ß. A ] ,
Anjgl. 42. N. 9. J u s s. Mem de FAcadf de 1742. p. 2»8.
T 10. f. 3. p u l , Zoöph, 16. Breed gebladerd Hoornv/lsr,
Lyst der Planta» bl. 63,
het voor onder den naam van Bladerige Efchq- V|,
ra , die Spongieys is met pntelbaare Poren , L x x y /
hebbende wederzyds beurtlingfe bopgswyze Hopfd-
Celletjes. De Engelfche naam fchynt Breed-STVK*
bladerig Hoornwier te betekenen. Zie hier
wat zyn Ed, daar van zegt,
„ Deeze Korallyn, frifch uit de Zee ge-
j, nomen , is van een Spongieus zagt Ge-
„ weefzel en heeft eene zeer Vifchige Reuk,
„ maar , eepigen tyd pp ’ t Strand gelegen
„ hebbende , wordt zy fty f en Hoornagtig ,
gelyk ’t eep o f andere Soort van verdorde
s, Bladen. De beide Oppervlakten, inet een
3, Vergrootglas bekeekep zynde , vertoonen
,, zjg als met Celletjes bedekt, en, een Stuk
,, daar van overdwars afgefneeden zynde s
„ kan men het dunne Vlies waarneemen, dat
„ voor de Celletjes van ieder Oppervlakte
3, tot een Grondfteun ftrekt.
„ Het maakzel van de Celletjes is zee;*
„ merkwaardig, alzo ieder aan dep Top Boogs-
wyze gewelfd i s , ep een weinig famenge-
,, trokken aan het laagfte deel der zyden , om
,, plaats re maaken voor de Boogen van dp
s, twee naast daar aan paaiende Celletjes, zo
dat ’er , door deeze zonderlinge famenltei«
ling, geen ruimte verlooren gaat. De In?
„ gang is onmjddelyk onder den Boog in ie-
„ der Celletje , ep de Wanden der Celletjes
■, fchynen met Doornen verfteykt te zyn. Ik
heb aan dep Ingang van veelen pen klein
G g 5 „ Schaal-
1» Deel, XVII. Stu k.