VI.
A f d e e i
LXV.
H oofdstuk*
,, dat hy geen tyd noch gelegenheid had óm
„ ze te onderzoeken , maar beroept zig op ’t
si gezag van anderen. Dit vertrouwen , tot
si omverftooting van ’t gene ik meen zeer
é3 blykbaarlyk op vaste Voeten geheld te heb-
t3 ben, zal hem, zo ik hope, overtuigen, van
de gepastheid dier wel verkoozen Zinfpreuk
3, der Koninglyke Sociëteit : Nullius in Ver-
i3 ba; welke h y , zo ik bevind, aangenomen
„ heeft als het gewoone Zegel der Brieven aan
33 zyne Korrespoiidenten, en hy zal nu weder-
„ om gelegenheid hebben , om Doktor B a s -
j, t e r een Kompliment te maaken, wanneer
„ die op nieuws herroept, het gene hy tegen
5> my geopperd heeft (Phil. Tranf. V o l . LIL
„ p. i n . ) ; door hem te toonen* dat zy bei*
33 den hebben misgetast, in liet verwarren van
„ twee1 Iverfchillende Geflagten , uit het Ryk
,, der Dieren en der Planten, ondereen” .
Dan gaat de Heer E l l i s over , tot het
befchryven der Afbeeldingen van vier- of vyf.
derley Zeemosfen , die weezentlyk Bloem- en
Zaaddraagende zyn; zeggende , in h befluit
van zyn Brief, dat, daar Doktor P a l l a s
insgelyks onder zyne bewysredenen bygebragt
heeft, dat de Vrugtmaaking der Koraalmosfen
eenigermaaten met 'die van ’t Zeéruy en do
Zeemosfen overeenkomftig is (*) ; hy een
on»
(*) Fru&ificationum in Fucis & Confems occurreiitiatn
fnbanalügï, Èlenchas Zo'ópbyt, p. 419,
oneindige Verfcheidenheid van dezelven zou VI;
kunnen bybrengen, om het groote verfchil,
dat daar tusfchen plaats heeft, te vertoo- Hooid-
nen. stuk.
De Zaak , nü, wel overweegende, kómt onder-
het Gefchil hier op uit. De Heer BASTER^Eend^"
erkent, dat ’er Sertularice zyn, die buiten enKoraI1ynei*
behalve het Plantaarcige ook eenig Dierlyk le- mosfou *
ven hebben: doch alle overige Mosagtige Ge-
waèies, uit de Zee, houdt zyn Ed. voor vol*
ftrekte Planten, aan welker Takjes wel Póly-
pen en Nesten van Polypen » dezelven omkor-
flende, gelyk men dit in de Zee-Heesters uit
Oost- en Westindie z ie t , voorkomen , maar
die geheel vreemd en toevallig zyn aan dit
Gewas. De Heer E l l i s , in tegendeel, befiuic
uit zyne Waarneemingen , dat ’er, behalve
de Sertularice, die een geheel Dierlyk Leven,
met eene Plantaartige groeijing hebben, ook
Corallince zyn , of Planten van eene Dierlyke
hoedanigheid , en als in ’t midden geplaatst ,
tusfchen de eerstgemelden en de Conferven,
welke laatsten haare Plantaartige natuur, door
Bloem en Zaad te draagen, openbaaren. L 1 n-
naeus heeft ook , in de Twaalfde üitgaave
van zyn Samenftel der Natuur, welke in 't
jaar 1767 aan ’t licht kwam; het Geflagt van
Corallina, dat de voorgerhelden van deezen
naam bevat, gelieven te behouden: des ik die
in ’t vervolg, onder den naam van Koraalmosfen,
befchryven za l, geevende den naam van
£ jr#»