VI.
A fdeel.
LXXII.
H oofdstuk.
F lat te Zet-
SseMt
gaans wat over de ééne zyde hellende, anderhalf
o f twee Voeten hoog en breed. Dezelve
beftaan uit dunne buigzaame Takkën, waar
van fommigen regt overend loopen , zig in
anderen verdeelende, dié door dwarstakjes
famengevoegd zyn ; maakende dus een Ge«»
weefzel als dat van een Net met wyde Maa-
zen. Hier uit ziet men, dat hy de gewoone
Zee-Waaijers , noch zelfs de gédagte Groo-
te , welke veeleer de Waaijer - Spons fchynt
te zyn , niet bedoelt. Hy merktze driederley
aan. De fraaiften, zegt h y , zyn garitfch
vlak, zonder uitlteekende Krullen, met eene
donker rosfe en fomtyds ook roode Schors,
welke ’er ligt a fgaat, en dan openbaart zig
de rosagtig zw ar te , lig te , Houtige zelfftan-
digheid, die de Takjes niet rond maar hoekig
en fcherpkaotig maakt, zynde de Stam ook
hoekig en geftreept , van binnen meest hol en
voos en met een breeden Wortel als Parke-
ment op de Steenen geplakt. De andere is
wel zo zwart en bekleed met eene Aardver-
wige Schors, doch zo vlak niét als de eerftes
hebbende veele Lappen en gekrulde Takken,
die op de zyden uitfleeken; ’t welk de mooiheid
veel vermindert. Deeze beiden zyn omtrent
Van de gedagte hoogte , maar de derde
is grooter , wel drie o f vier Voeten hoog en
breed , zo dat dezelve naar een uitgebreiden
Mantel gelykt , van zelfftandigheid geheel
zw a r t, en hebbende de onderfte Takken zo
naasia
s iie f , ais dié van de Zee.Heèfters, « k e h e t ^
Zwarte Koraal uidevèren. Deeze Zee - boom l x x ü ;
valt ook wel plat; doch óp de Vlakte flèeken Hoofd-
eenigè kleine korte gekrulde fcherpe Takjes8TUK* ,
uit, die het Gewas in \ behandelen ftdkeij|
doeti zyn. Het is mét eene witte o f graaüwe
Kalkagtige Korst bekleed, the moeielyk af té
fchraapeh valt. , ................. vMn
Ik. heb eèn Zee-Boom > dié met dé ëerite
Verfchéidenheid volmaakt overeenkomt, zynde
bok , ongevaar , van anderhalven o f twee
Voeteü hoogteen breedte, zwart van K leür,
zonder Schors, met de Takken als plat ge-
kneepen, en de Maazen meet dan een Vinger
o f Duimbreed wyd.
Zohdërling is \ , d at, daar de Heer P m .las
ónzen Ridder , by gelegentheid van dit.Zêe-
Gewus, zo fcherp en in ’c algemeen bcfchül-
digt, als o f deszelfs aanhaaling der Autheüreti
èn Afbeeldingen, in de geheele Dierenkünde,
van geen de minfte waarde was ( * ) : by z e lf
zulk een groven misflag in de aanhaaling
begaat. Hy waarfchouwt den L e e z e f, dat de
plaats van R u m p m u s door L inn a jus , in
de Tiende Uitgaave van hét Samenftel dër
Natuur, op de Gorgoniu f^èntdlina aangehaald $
tot de Spongia Flabèlliformïs, dat isWaaijer-
Spons i behoort, en niettemin gébruikt hy
Zelf 2'
(4) synonymia Lmnasana in Sbölogids, uti ferc uÉ4?is,.i*a
jrxcipue iii ZiOophytis, yitiofisfima est. El» Ztijfh» Pa
’ % a
t l Deel, t n u SruüS,