“34 B e s c h r y v i n c v a n
Afdeel. f LXXI.Hoofd-
stuk.
/ /V
liipparis,
Kouings-
Koiaal.
CO Edel Koraal , met geflreepte Leedjes, die
door dunner tusfchen - Leedjes aan elkan*
der gevoegd zyn.
Dat de naam van Konings * Koraal aan dit
Z e e -G ew a s , wegens de ongemeene agdng,
welke het in Oostindie h e e ft, gegeven z y ,
is buiten tvvyfel. Het bekleedt derhalve, te
regt, de eerfte plaats onder de Edele Koraa*
len. 'Het valt in de Oost en W e s t, de
Middellandfche en de Noordzee, doch zyne
voor aamfte Geboorteplaats fchynt Oostin»
die te zyn, C lu s i u s hadt het Hippuris
Saxea getyteld, en hier van is de bynaam
ontleend , die zo veel zegt als Paardeftaart,
De Kruidkundigen noemden het Corallum geni-
culatum album , in navolging van I m p e r a -
t u s , die het Corallum ccrticulatum geheten
hadt, en daarom geeven fommigen ’er den
naam van Leedjes * Koraal aan, welke eigent-
lyk tot de volgende Soorten behoort, G o a l ,
th i e r i
0 ) V s Stirpe Corallinä , Articulis flriatis, Geniculis at-
tenuatis. Faun. Suec, 2220. Sertularia ramofefinia Articulis
fulcatis. Hort. Cliff. 480. Mus. Tesfm. n 3. Hipputis Saxea,
C l u s . Exot. 124. E AUH. Hist. ÏIlJT p. 788. EE.sl ,
MuS‘ 7Ü- T > 2o. O LEAR. M u s , 76, T. 35. f. 4. Accar-
barmm album. R d m ï h , Mmi. v i, p. 228. T, S4. Litho,
phyton articulatum internodüs ftriamm &c. G u a l t h ,
'Test. Tab. 7, verß. JE Dw. Mv. T. 93. Se b. Kab. T. nes!
f. i , 2. Pa l l * JZtSpk* 145. Konings»Koraal, lyst der
Pltmd. bl. 292, J
d e E d e l e K c r a a l e n , 235
t h i e r i poemt het Lithophyton, en D ïn -^ V 1*
kajds hadt het, voorheen, tot de Sertularia l x x l *
betrokken. R u m p h i u s noemt hetzelve ^’tiiooFD-
witte siccarbaar, zeggende dat men ’t in Ma STUK*
leitfeh noemt Kalbahaar pute parampmn, om kotahU
dat het voor ’t Wyfje gehouden wordt van
de ongetakte of Palmbies, die echter groote-
lyks daar van verfchilt,
Het Konings-Koraal fchynt deels tot de
Steenagtige Zee - Gewasfen , deels tot de
Hoornagtige Zee: Heefters te behooren. Het
beftaat, naamelyk, in ’t algemeen befchouwd
;synde, uit eene beurtlingfe famenvoeging van
Leedjes, die Steen- en Hoornagtig zyn, en
dus in natuur geheel van elkander verfchillen.
Dit is in zo verre waar, dat men zelfs door
branden of vylen de byzondere hoedanigheden
ontdekt van deeze Leedjes, die door een
foort van Kraakbeen , dat eene Lederagtige
Itructuur heeft , of als uit Vezelen beftaat,
fchynen famengevoegd te zyn, De evenredigheid
van deeze Leedjes tot malkander, in
langte , is oneindig verfchillende, In zeer
dunne Takjes vindt men de Hoornagtige
Leedjes meestal zeer veel korter dan de anderen.
In Takken van middelmaatige dikte
-syn de Hoornagtige dikwils langer dan de
Steenagtige : en de Stammen, zo wel als de
Wortel of Voetftukken, beftdan veeltyds
geheel uit Steen. Ik heb zodanig een Stam ,
yan meer dan een Voet lang en een Duim dik
zon-
I, Deel, xvn. stuk*