VI.
A fdeel.
lxx vi i i ,
Hoofdstuk.
xxxix.
IZburnea*
Yvoor-
Konllyn,
„ bovenlte deel van een Helm gelyken , en
„ aan de zyden van fommige Celletjes komen
„ kleine Figuurtjes als Vogelkoppen uit, niet
„ veel van die van de Vogelkop-Korallyn
„ verfchillende” : welken zyn Ed. ode in de
Afbeelding gebragt heeft; doch P a l l a s hadt
dezelven nooit aan dit Gewas gezien. Zyn
Ed. geeft den naam van Honigbakjes (NeEtaria)
aan deeze Knopjes. Het groeit zegt hy , aan
de Engelfche Kust, in Z e e , o piZee-Ruy ,
Sponfen en Blaas r Korallynen , als een Byge-
was, vallende naaüwlyks een half Duim hoog.
C39) Korallyn , die de Tandjes overhoeks ge*
knot en uitpuilende heeft, de Takken uit'
gebreid, en bultige, EijernesUn als Blaas•
jes met een Snuifje. f , t
„ Deeze Korallyn, door *t Mikroskoop on-
, , derzogt zynde, (zegt Et.Li,s)fchynt voort
„ te komen van kleine famengedrukte Bollet-
„ jes, welke op een Fucus neergelegd zyn. In
„ ’t middelpunt van ieder derzelven kunnen
„ wy een klein Gaatje waarneetnen, waar uit
, , zeer dunne gewrichte Buizen opftygen, die
„ over«
( 39) Sertularia Denticulis alternis truncatis prominulis ,
Ovariis gibbis rostratis , Ramis patulis. Syst. Nat XII. Co»
lallina Cellifera minima fragilis , Ramofa, vascuHfera, Colore
ebuineo, Cellis Tubifbrmibus conjunftis paululum arcuatis
fere oppofitis. E LL. Co-ralt, p. 39. N. 6. T» a i. f. A,
P a l l , Zoöpk. a , Lystder PUnti. bl, yt,
„ overgaan in Takken beftaande uit dubbele VI.
„ ryën van Buisagtige Celletjes, welke byna
,, tegenover elkander geplaatst en aan de z y Hoofd-
„ den vereènigd z y n , maar met de Toppen STUÏ*
„ een weinig uitpuilende. Uit de zyden van
, , deeze Takken komen hier en daar kleine
„ holle Blaasjes vo o r t, welke zeer broofch
„ zyn en vol kleine Stippeltjes. Digt aan de
,, eene zyde van de Blaasjes hebben wy een
,, klein Pypje waargenomen , dat zonder twy-
„ fel de ingang van dezelven is.
„ Deeze Soort komt naby aan de Klasfe der
„ Blaas-Korallynen, want in fommige Exem*
„ plaaren, daar van, hebben wy onlangs, aan
„ den Zeekant, doode Dieren in de Blaasjes
,, ontdekt i maar wegens derzelver broofche
„ Steenige natuur , dat zy zwarte Stippen in
, de Celletjes hebben, en dat haare Takken
„ met Buisagtige Hengzeltjes aan elkander ge*
,, voegd zyn , worden z y hier ingevoerd” . De
grootte is op ’t meefte een Duim, volgens den
Heer P a l l a s , die aanmerkt, dat men deeze
Soort op het Bladerige Korstgewas, de Den-
neboom-Korallyn en anderen , dikwils maar
een Kwartier Duirtts hoog aantreft. ,, De Ei«
,, jernesten (voegt zyn Ëd. ’er by) van deeze
, , Soort, en die van de Sikkel* Korallyn, ver«
, , mengen de Geflagten van Blaas- en Cel-
,, Korallynen en Milleporen , gelyk vervolgens
j, op de Millepora Lichenoides gezegd zal wor*
,, den” . Dit wordt daar wel niet gezegd, en
P p 2 om
x. Gut, xyii. ST9S.