V I. „ men , mee een middel - Steel die van eea
•txxvm.” b°g ti§e o f beurtlings hoekmaakende geftalte
Hoofd « is. Van de punten deezer Hoeken gaan
STUK’ , , zeer kleine korte Takjes a f, wier Verdee-
„ lingen altoos twee aan twee, dat is in eene
„ Gegaffelde orde, gefchikt zyn. In deeze
,, vertoon en zig , door het Mikroskoop , re-
„ gelmaatige ryën van Holletjes aan ééne zy-
„ de, ieder met een Randje omringd, als een
„ Kasje. Deeze Holletjes z y n , naar maate
,• de Takjes verdunnen , ai digter en digter
„ aan elkander geplaatst, tot daar dezelven
,, Puntig eindigen” .
In frisfche Boompjes van deeze Korallyn,
met Zee-Water opgefchept aan den Mond
van de Theems, nam deeze Heer in ieder
Holletje een Blaasje waar, het welk een Po-
lypus bevatte met agt Armen. Hy kon daar
in ook zeer duidelyk onderfcheiden , dat de
inwendige holte van de Korallyn gevuld was
met de zelfftandigheid deezer Polypen; want
zy werdt door derzelver beweeging aangedaan.
Ook zag men de Ingewanden deezer
Dierties zig beweegen, tot dat het Water begon
te bederven , en toen vielen ’er de Blaasjes
met de Polypen niet alleen a f, gelyk de
Bloesfems van een Boom ; maar de gedagte
inwendige Lilagtige zelfftandigheid van het
Gewas kromp famen, zo dat menze naauw-
lyks meer kon zien.
De Heer P a l l a s merkt aan, dat deeze
dikdikwils
agt Duimen lang wordt, doch zig ge- V I.
meenlyk bepaalt tot de helft van die langte,^™“ ^’
komende voor aan de Kusten van Europa, zo Hoofd-
wel in de Middellandfche als in de Noordzee, stuk*
O4) Korallyn met flaauwe Tandjes, langwerpige,
Eijernesten, en een enkelen Lan- Borftei-
• cetswys gevederden Stam.
De Stammetjes van deeze Korallyn zyn dikwils
ongemeen fraay Vederagtig g evind , en
dit heeft aanleiding gegeven tot den bynaam ,
dien onze Ridder gebruikt, doch ik noem het
liever, met den HCer E l l i s , Zee - Borjtels o f
Borjlel - Korallyn, om dat het , gedroogd zynde,
altoos voorkomt als kleine Borfteltjes , die
over de eene zyde krom geboogen zyn. L in -
NiEüs hadt te vooren de Borftelige van de
Gevinde onderfeheiden, doch voegtze thans,
op de vermaaning van P a l l a s , in deeze
Soort by een.
Deeze Borfteltjes o f Vedertjes groeijen op
Mosfelfchulpen en andere Lighaamen , zegt
E l *
(24) Sertularia Denticulis obfoletis , Ovariis oblongls, Stirpe
fimplici pennatâ lanceolatâ. Syst, Hat. XII. Cotaliina
Setacea inftar Arundinis genicuiata , Capillatnentis fingulîs,
unicuique geniculo alternatira dispofitis. ELL. Corail. p.
19. N. K). T. 11. f. A. & 38. f* 4* Fucoides Setaceum.
R A j. ArgU 38. N. 38. N. <î, 7- Sertularia Setacea. FALL .
■ Zo'ofb, 92. ß . Syst, Nat, X. p. 813. N. 28,
i, deel. xvii. stwk;