VI.
A fdeel
LXXVIIIj
Hoofdstuk.
xxv.
Tolyzonia,
Hey - Ko-
rallyn.
Ellis , vertoonende zig , door ’t Mikros-
koop, als uit Leedjes beftaande, gelyk Riet.
De Takjes beitaan ook uit Leedjes, op wier
bovenfte gedeejce , in Kasjes, kleine Kelkag-
tige Tandjes geplaatst zyn, waar in hy Poly-
pen waarnam. In drooge Ge wasjes komen de
Blaasjes Olyfa'gtig voor, doch hy hadt ’er één
als met een Kroontje gezien. Naderhand zyn
zy , in Zeewater, frifch en lëevende, uitvoerig
door hem waargenomen, en in Plaat ge*
bragc. De Bijennesten waren zeer langwerpig
Eyrond, met Eytjes gevuld , en zaten tegen
het Steeltje aan, in ieder Mjkje één, hebbende
een Pypagdg Mondje. Pallas hadtze
uit Zeeland gem-eegen, en getuigt, dat zy ook
valt in de Indifche Zee.
O j ) Korallyn, die de Tandjes over hoeks eeni-
germaate gekarteld heeft, de Eijernesten
Eyrond met veele Banden gejtreept; 't
Gewas Takkig.
De naam van Heym Korallyn, in opvolging
van
Ca5) Ser tut aria Denticulis alternis fub-denticuiatis, Ovariis
abovatis, polyzoniis , Stirpe ramof&. Vaan. Suec, 2250. ELL.
Corall, p. 5. N. 3. T. 2, f. a , A . b, B &T. 38. f. 1. Corallina
minus tamof’a alterna vice denticulata, Denticulis lineis
transverfis externe ftriatis. R A J. Angl. JIJ. p. 3y. N. 13.
Se b . Kah. III. T. 102. f, 4, & T. 103. f 6- Sertularia
Ericoides. Pa l l , Zoóph, 76, Groottand Korajlyn. Lyst der
Plantd, bl. 158,
DE K O R A L L Y N E N. 573
van den Latynfchen bynaam Ericoides , dien VI.
de Heer P a l l a s ' aan deeze Sertularia heeft ^ v u i ’.
gegeven, is bekwaamer en duidelyker dan die Hoofd-
van Groottand Korallyn volgens E l l i s , o f STÜK*
die van Polyzonia * welken L in n^eus van
de Gordels der Eijernesten afgeleid heeft. De
eerstgemelde, naamelyk , valt aanftonds in ’t
Oog; de anderen zyn duifter of dubbelzinnig
en vergezogt. Ik gebruik derhalve deezen,
die van de uitwendige gedaante, in welke dit
Gewasje naar Hey gelykt, is ontleend.
Twee Soorten zyn ’er van , zegt E l l i s : de
eene zeer weinig getakt, maakende Steeltjes
ui t , die regtopftaande gevonden worden op
Oefters, aan ’t Eiland Sheppey, by ’t inkomen
van de Theems. Dit heeft groote Tandjes
, naar Steenen Kruiken gelykende , wan -
neer men het vergroot befchouwt. Hy zag
’er de Armen der Polypen uitfteeken en zig
zeer fnel beweegen. Vervolgens nam zy Ed.
hierin, gelyk ik gemeld heb, een Eijernest,
reeds uit een Blaasje ontlast, doch aan hetzelve
nog hangende, waar; het welk hem verder
tot de ontdekking van de gefteldheid der
Blaasjes in andere Korallynen bragt *. Het * zie
andere was Takkiger en hadt de. Tandjes wy«Madz 5S>7*
der mondig; doch de Blaasjes waren in beiden
overdwars gerimpeld of geplooid. Dit laatfte
klom of kroop langs andere Korallynen. Beiden
fchynen zy zeer klein geweest te zyn. De
Heer P al las heeft deeze Soort van Korallyh
I. DEEL. XVII. STUK,
sim\
m
s & i
U il
n