VI. als het Merg van gedroogde Bovist, zynde
LXXIll van kuiten effen , van boven als* met Vingers
H oofd- uitpuilende, die kort, ftoinp Waren, en aan
stu k . \ End , als een Penne Schaft, doorboord,
Geteptide totin het midden van den Tak/ L i n n ^ us
z e g t , dat zy de helft kleiner zyn dan in ’c
Exemplaar van Se b a , en ik begryp niet, om
wat reden zyn Ed. hier niet dat Zee - Gewas te
pas brengt, *t welk Mars i g l i onder den
fiaatn van Champignon de Mer befchryfc, waar
van de Heer Pa r, las zyne Getepeld; Alcyo-
nie (* ) gemaakt heeft, als overtreffende alle
anderen in grootte van Tepeltjes. Hier badt
zyn Ed. maar één Exemplaar , en wel in %
Kabinet van zyne Doorlugtigfte Hoogheid,
onzen Erfftadhouder, van gezien.
De Graaf hadt nooit een Zee - Gewas gevonden
, ’t welk meer naar een Champignon
o f Kampernoelje geleek, dan dit.- Het werdt
op negentig Vademen Waters omftreeks de
Casjiiagne, het welk een Klip is aan de Kust
van Provence, tusfehen Marfeille en Toulon,
PTAhyme daar de Afgrond * in de Middellandfche Zee ,
voor die Plaatfen, zynen aanvang neemt, opgehaald.
De Gehalte kwam met die van een
Citroen taamelyk overeen , zynde overal hobbelig
en met Tepelagtige uitpuilingen, aan *c
end ingedrukt. Men bevondt hei maar een
Le-
(*) Atcyomum papillofiitn, Zooph. p. SS°. M i n s . Mart
p» 86. Tab, 15. f, 76 77 , 78, Lytt der Plantd. bladai fjW
Lederagtige Huid té zyn, geelagtig bruin van A VL\
kléür, van binnen ledig, en met een Lymag- LxXlïï»
tig Vogt bekleed. Het bevatte in de hollig- Hoofde
heid géén Water , verfchillende daar in vanSTUK*
andèfè Alcyoniën, en in \ byzonder van dé
Zèe - Ballen, voorgemeld (*)J
L X X I V . H O O F D S T Ü K.
Befchryving van 't Geflagt der S p o n s e n , (f
Spönsgewasfen , waar van fommigen Kloot-
rond, anderen Waaijeragtig plat, Buisagtig
hol, Gevingerd öf in veele dunne Takjes verdeeld
zyn, enz.
G èeh algemeener békende naam, dan die
van Spongia, buiten twyfel afkomftig
Van ’ t Grièkfche woord Èmyyiè 9 dat men
Spongoi uitfpreekt, en welke van het aantrekken
o f indrinken deï Vogtïgheden afgeleid
wordt. Ook is deeze benaamihg in de ,voor-
naamfté hedendaagfche Taaien van Europa
óvergenömen. De ïtaliaaneii zeggen Spongia,
deSpaanfchen Esponja, de Franfchen Eporigé
de
NaaxÈ’.
Dc Heer B a s t e r merkt aan dat het Zoute Water,
in de holligheden of Celletjes der Alcyoniën vervat, op’
èen Glazen (Plaatje droogende,* geen Kryftallen fchiet, maar'
óngèmeen aartige Configuratiën uitlevert naaf Boompjes en
Gewasfen gelykende. Zie Kat uur k, Uïtfpain. I»’ D, biadifV
V.
D d 2
i s v O t s t m . s i è m