VI. Gewasfen ook als onmiddelyke Voortbrengzels
LXXTlVvan ^ee aaDgemei'kt« Z y houden wel
H oofd- * fchynen geboren te zyn uit het Schuim der
sTuff. Baaren , en dit doet ’er thans van fommigen
den zeer oneigen Naam aan gëeven van /Zee-
Schuim^
Eigen- Schoon de Zelfftandigheid, naamelyk, in ’t
fchappen, aigemeen zeer voos is en in fommigen Spon-
gieus, heeft dezelve nogthans aen Vezelagtig
Geitel in anderen , ’t welk eene bepaalde
Groeijing uitdrukt, ’ t Is waar, het groeit
fomtyds by platte Korften, die gelyk Zwammen
groote brokken Rots bekleeden, doch als
dan ook toont de Geftake iets meer dan toevalligs
aan. „ Ik heb ’er dus Stukken van
„ gehad (zegt M a r s i g l i ) van twee Voe-
3, ten hoog” . Somwylen heeft het ook de
gedaante van eens Menfchen Hand, en veele
Alcyoniën komen ’er voor, van eene ronde,
Eyvormige, en dergelyke figuur, los dryvende
in de Zee en op ’t Strand gefmeeten. Maar
die , welke de regelmaatige Groeijing van dit
Zee - Gewas allermeest bevestigen , zyn de
Boomagtige Alcyoniën. Het een en andere
heeft de Kruidkundigen zelfs zig ook dit Gewas
doen toeeigenen. Zie hier, wat D i o s-
c o r i b e s daar van zegt (*).
Vyfderiey » ?t bekend, dat ’er v y f Soorten zyn van
volgens Alcyonium. De eene is dik en ruuw, van
D 1 o S C O" J
ft 1 DES. 11 S®*
(*) Ds Mat. Mei, Libr. V. Csp, 134 ,
« gedaante als een Spons, doch van eene las- M .
I, tige en Hinkende Vifchreuk : welke men l x x M;
meestop de Oevers vindt. De andere Soort, hoofd-
** uitwendig naar Oogfchellen o f Spons gely-STUK*
kénde, is -ligt, met veele holligheden, heb-
l béridè byna den reuk van Wier; De derde
heeft de gedaante eener vefblyfplaats van
Wormen (*), en is Purperagrig; wordënde
„ vëh fommigen Müejium gétyteld. Het vier-
d ë , aati Schaapen Wol niet ongelyk, is ligt
mët Veele holligheden; Het vyfde,i dat dë
,, gédaante van een Paddeftoel heeft, is Zón-
der Reuk ± en ruuw van binnen; eeSigziöl
„ naar PüimfteeÜ gelykënde; van buiten éfferi
,, èii fcherp van Smaak: Dit laatfté komt
meëst voort in dë Bvopofitis, omtrent het
„ Eiland Besbicus . wordende aldaar, met ëe-
jï hen Landnaam , *A*i« , [dat is als Schuint
„ o f Wolligheid van de Z e e ,] geheten; De
. twee èerften worden, van het Vrouwvolk,
, , als een Blanketzél, gebruikt, tegen Sproe-
„ ten, Schurft, Ruidigheid, bruinheid vari 'c
y Vel en Vlakken , zo in ft Aangezigt, als
# over ’t geheele Lighaam. Het derde ié
„ voor
rv) Tó Si tfg«**» *s •iirrttt
Bit heeft Doktor S t B i u c i N D s niet regt verftaan, wan-
iieer Hy het enkel dus vertaalt. Tertium Vermculi formS,
tsi. Warft hieï wordt zekfcrljk het Pypkoraal ( TubttUrid
purpurea) dat men ook Alcyoniüm rui rum noemt, bedoeld»
i i è hier voor bladz. 89.
A a %